Camera obscura

Een jaar of tien geleden werd ik telkens verrast door figuren die rondliepen te fotograferen door de camera zo ver mogelijk van zich af te houden.

Ik probeerde ze na te doen, zonder veel sukses. De plaatjes die ik in die periode geschoten heb zijn dan ook van het type: geen hoofden en/of geen voeten. Of geen linkerkant, of helemaal niets: zo bezit ik een serie prachtige kiekjes van het meubilair, het patroon op het linoleum, de vochtvlekken op het plafond. Die reeks bewaar ik met zorg als stille getuige van mijn heldhaftige pogingen.

Na een tijdje begon het aan mij te knagen. Ik zag heus wel dat op foto's van derden hoofden noch voeten sneuvelden. Was ik zo'n kneus geworden? Waarom kon uiterekend ìk mij dat trucje niet eigen maken?

Op ongeveer dat ogenblik legde mijn camera het loodje en moest ik naar de winkel voor een nieuwe. Wie schetste mijn verbazing toen bleek dat op de achterkant van àlle camera's een enorm venster was ingesneden, waar je tot twee kilometer afstand het objekt van je fotografische lust haarscherp kon zien?

Hier moest ik aan denken toen ik vanmiddag bij een potje Monopoly een foto wou maken van de drie kaarten "verlaat de gevangenis" die mijn zoon in minder dan een uur had vergaard. De enige fotocamera voorhanden was van het model archaïsch. Ik hield echter geen rekening met diens ouderdom en zwaaide desperaat met uitgestrekte arm met het apparaat. Na een paar minuten vroegen de kinderen waarom het niet lukte en viel pas het kwartje. Ik heb gehuild van de slappe lach, gadegeslagen door twee paar verbijsterde ogen. Als ik tussen twee lachbuien naar adem hapte probeerde ik deze kinderen uit te leggen wat er nou zo grappig aan was; wat niet lukte: zij hebben nooit anders meegemaakt dan dat dat de normaalste houding bij het fotograferen is. Deze onmogelijkheid maakte mij nog weker waardoor ik bijkans stikte.



.