Mevrouw Hazenkraak ging niet met vakantie. Nooit. Ze had er een hekel aan.
De stress.
Al jaren bleef ze de hele zomer (en herfst en winter en lente) op de boerderij op het platteland.
Van de zomer kreeg ze bezoek van haar nicht uit Parijs. Ze had vakantie
in Bretagne gevierd, op meerdere plekken, bij een
vriendin gelogeerd en in een kleine tent wild gekampeerd naast rotsige
kliffen. Drie dagen Nederland en zoef! op doorreis naar de Alpen.
Ze had de onvermijdelijke foto's aan mevrouw Hazenkraak laten zien, van
haar verblijf in Bretagne, van alle spannende dingen die ze daar had
bezocht en gedaan.
Mevrouw Hazenkraak was het gaan duizelen.
Zij begon zich te schamen voor haar eigen sedentariteit.
Normaal werd ze fluitend wakker in haar paradijs, en liep ze uren rond
met een zalig gevoel van uitverkorenheid. Nu zag zij de boerderij opeens
als een gevangenis: ze kwam er nooit uit. Ze ontving ook zo min
mogelijk bezoek. Ze was kortom, afgezien van Mijnheer Hazenkraak wanneer
hij aan zijn drukke werk kon ontsnappen, aldoor alleen op de afgelegen
stek.
Wat voor leven was dat wel?
Was haar geestelijke leven nog wel op orde? Raakte je niet, door die
afzondering, op den duur belangrijke vaardigheden kwijt, zoals...
intelligentie?
Ze zwaaide haar nicht uit bij de bushalte.
Een beetje paniekerig kon ze die avond de slaap niet vatten. Het werd een woelige nacht.
De volgende ochtend werd ze fluitend wakker in haar paradijs, en liep uren rond met een zalig gevoel van uitverkorenheid.
Comments
Post a Comment