Alle merels zijn voortreffelijke zangers. Maar soms kan het eentonig worden. Je hoort zo’n merel keihard blèren en je denkt: dat liedje ken ik. Deze merel daarentegen, kon het als de beste. Niets vaststaande arrangementen, hij improviseerde er op los. Zijn melodieën waren ongeëvenaard, van een schoonheid niet te dromen, zo goed dat Mevrouw Hazenkraak de televisie uit deed om secuur te kunnen luisteren. Van zo’n uitzonderlijk talent wilde ze geen noot missen.
Elke avond kwam hij naast haar raam zijn toonkunsten ten gehore brengen. Hij was de Maria Callas van het vogelrijk – nee, de Ella Fitzgerald van het vogelrijk.
Tot de kat zijn nest in de smiezen kreeg en vakkundig leegroofde. Mevrouw Hazenkraak vond de kapotte schalen van de verse blauwe eieren op de grond.
Zij begreep het: de merel was net vader geworden, hij zong zijn jonge vaderslied.
Comments
Post a Comment