Een beeldhouwer kwam op de opening van een tentoonstelling waar een van zijn creaties was opgenomen. Toen hij voor het geplande vak stond schok hij. Het beeld was veranderd. Iemand had eraan gezeten. Hij riep de verantwoordelijke:
-Joh, wat is hier aan de hand? Wat is er met mijn beeld gebeurd?
-Wat bedoel je?
-Nou, het was beslist anders toen ik het bracht, heeft iemand eraan gesleuteld of zo?
-O, dat! Ja hoor, dat is heel gebruikelijk. De rest van de inzendingen was allemaal 20 cm korter, dus hebben we de lengte daarop aangepast, zodat het een geheel werd. En luister eens, we hebben hier vakjes, he. Beelden moeten in het vakje passen. Als ze niet precies passen dan maken we dat ze passen. We blazen ze op of we verkleinen ze.
-Nee maar hoe durven jullie! Dat was toch niet de bedoeling? Je kan er toch over communiceren? Waarom hebben jullie me niet gewaarschuwd?
-Zeg, denk je dat we daar tijd vooor hadden? Je hebt duidelijk geen idee van wat er allemaal komt kijken voor de opening. Een heksenketel was het! We hebben het op het nippertje gered!
-En wat is er met die neus gebeurd? Ik had er toch een neus in gebeiteld?
-Och, die neus, tja. Nee, neuzen zijn zò 2008, daar kunnen we niets meer mee. Die mòesten we inkorten. Die stond echt potsierlijk.
-Dit doet de deur dicht. Aju.
De begaafde kunstenaar vertrok en niemand vernam ooit weer wat van hem, want het was inmiddels overal de mode om beelden aan te passen aan de tentoonstellende omgeving. Ze hadden daar mensen voor die dat deden voor hun werk. Zij waren veel beter betaald dan de kunstenaars terwijl ze geen gave of talent bezaten, en ze konden overal moeiteloos werk vinden, hoe schools ze ook te werk gingen, hoe bot de bijl ook was die ze hanteerden, hoe vernietigend ze ook waren voor de kwaliteit van de Kunst. Ze heetten de Redacteuren.
.