Een van de zeldzame constanten in mijn leven is dat ik van de ideeën barst. Ze spruiten welig in de voedzame zachte grond van mijn brein. Maar owee als ik mijn bedenksels tegen kom in een publicatie of een uitzending. Dan kan ik daar niet meer met goed fatsoen over schrijven.
Gezien de omvang van de bevolking en van de communicatiemedia is het niet gek dat ideeën gelijktijdig ontstaan, op verschillende plekken, in verschillende mensenhoofden. Volgens Rupert Sheldrake, bedenker van de morfogenetische velden, nemen wij ideeën en vaardigheden zelfs van elkaar over, door een soort "telepathie van de aarde" of zoiets. Ik zou mij dus geen zorgen moeten maken over de originaliteit van mijn vondsten. En toch doe ik dat. Waarom?
In landen waar het individu gewaardeerd wordt om de mate waarin hij voldoet aan het collectief, zoals Japan, is plagiaat een goede zaak, ja zelfs geïnstitutionaliseerd. Kunst is (was?) daar meer de vaardigheid om schoonheid vlekkeloos te reproduceren, desnoods van andere kunstenaars, dan op de proppen te (moeten) komen met ontboezemingen vanuit het diepe van jezelf -- jezelf en de daaraan (door ons in het Westen) gekoppelde eigenheid een laag genoteerde waarde kennende.
In het Westen is plagiaat een vieze, criminele bezigheid. Toen in het werk van Adriaan van Dis elementen werden gevonden die sterk leken op andermans proza, zonk zijn ster onverbiddelijk, helaas. Patrick Süskind heeft ook plagiaat gepleegd, en niet zo'n beetje ook. Een hele pagina van zijn "Het Parfum" (wanneer de hoofdpersoon de brug oversteekt naar het eiland in de Seine waar het atelier van de parfummaker zich bevindt) is woord per woord vertaald uit een beschrijving van diezelfde plek in La Reine Margot van Alexandre Dumas. Ik merkte die overeenkomst in de vroege jaren '90 maar heb er tot dusver niemand over horen vallen.
Ik ben een produkt van mijn cultuur. Ik moet derhalve op dieet. Niet meer lezen. Lezen (en ook surfen op het internet) beïnvloed mij ook op andere fronten teveel. Ik ga dan hoerig schrijven. Dingen die ik denk dat lezers leuk vinden. Mag ik niet doen van mezelf. Ik schrijf immers voor hoi oligoi, voor zeldzame gelijkgestemden, en het gaat niet aan deze hoedanigheid te verloochenen.
.
Gezien de omvang van de bevolking en van de communicatiemedia is het niet gek dat ideeën gelijktijdig ontstaan, op verschillende plekken, in verschillende mensenhoofden. Volgens Rupert Sheldrake, bedenker van de morfogenetische velden, nemen wij ideeën en vaardigheden zelfs van elkaar over, door een soort "telepathie van de aarde" of zoiets. Ik zou mij dus geen zorgen moeten maken over de originaliteit van mijn vondsten. En toch doe ik dat. Waarom?
In landen waar het individu gewaardeerd wordt om de mate waarin hij voldoet aan het collectief, zoals Japan, is plagiaat een goede zaak, ja zelfs geïnstitutionaliseerd. Kunst is (was?) daar meer de vaardigheid om schoonheid vlekkeloos te reproduceren, desnoods van andere kunstenaars, dan op de proppen te (moeten) komen met ontboezemingen vanuit het diepe van jezelf -- jezelf en de daaraan (door ons in het Westen) gekoppelde eigenheid een laag genoteerde waarde kennende.
In het Westen is plagiaat een vieze, criminele bezigheid. Toen in het werk van Adriaan van Dis elementen werden gevonden die sterk leken op andermans proza, zonk zijn ster onverbiddelijk, helaas. Patrick Süskind heeft ook plagiaat gepleegd, en niet zo'n beetje ook. Een hele pagina van zijn "Het Parfum" (wanneer de hoofdpersoon de brug oversteekt naar het eiland in de Seine waar het atelier van de parfummaker zich bevindt) is woord per woord vertaald uit een beschrijving van diezelfde plek in La Reine Margot van Alexandre Dumas. Ik merkte die overeenkomst in de vroege jaren '90 maar heb er tot dusver niemand over horen vallen.
Ik ben een produkt van mijn cultuur. Ik moet derhalve op dieet. Niet meer lezen. Lezen (en ook surfen op het internet) beïnvloed mij ook op andere fronten teveel. Ik ga dan hoerig schrijven. Dingen die ik denk dat lezers leuk vinden. Mag ik niet doen van mezelf. Ik schrijf immers voor hoi oligoi, voor zeldzame gelijkgestemden, en het gaat niet aan deze hoedanigheid te verloochenen.
.