He Doc, what's cookin'?

Nooit is er zoveel aandacht voor eten op teevee geweest. Of liever gezegd: voor koken. Liefst ingewikkeld koken, waarbij de picturiale kwaliteiten van het eindresultaat zwaarder wegen dan wat dan ook. Maar eten? Dat is een ondergeschoven kindje. Na het aanschouwen van al dat kookgeweld vergaat je immers de trek.

Kookshow na kookshow, kookcursus na kookcursus, je zou denken dat Nederland eindelijk smaak weet te waarderen als nuttig zintuig. Eeuwenlang was dat beslist niet het geval: smaak was not done. Toegeven aan zijn verleidingen was ongeveer gelijk aan een aanslag op Hare Majesteit beramen. Nee, dan maar het vieste van de aarde opdissen, en alles koken. Liefst alles tegelijk koken, liefst aardappels overal doorheen gepureerd, liefst nooit echte boter, liefst de abjekste koffiesoort (en maar een soort graag) op de plank van de kruidenier, liefst van alle ingrediƫnten altijd het goedkoopste, liefst bij elke maaltijd volstrekt gebrek aan fantasie en aan liefde voor het koken, en liefde voor het eten. Andijviestamppot kan inderdaad heel lekker zijn, maar als dat met enige variatie het enige is waar een volk op culinair gebied groot heet te zijn, dan weet je het wel verder: hopeloos.

De veranderingen op medianiveau hebben slechts oppervlakkig iets beroerd in de eetcultuur. Die kookshows nadoen is geen optie: het niveau is veels te hoog. Bovendien is niemand in dit land opgevoed met verrukkelijk eten, en niemand heeft "waarderen van goed eten" in zijn pakket gehad, niemand heeft geleerd dat goed eten geld kost. Dus blijft het steken in probeersels van futiele aard. 

Dus gaan we met z'n allen naar de trendy restaurants. Waar we onmogelijke combinaties krijgen voorgeschoteld, er op neer komend dat de kok de raarste smaken bij elkaar op een bord heeft zien te voegen, die je, wederom, niet thuis kunt nadoen, omdat ze uit de pot gerukt zijn.

En wederom krijgt geen kind de gelegenheid fatsoenlijke smaakpapillen te ontwikkelen, laat staan koken onder de knie te krijgen. Ze krijgen het beslist niet met de paplepel ingegoten. Bij de ouders thuis mag koken hoogstens een halfuur per dag in beslag nemen. Want koken is ondergeschikt gemaakt aan werken. Werken is de nieuwe God. Een gezin dat plaats maakt voor degelijk koken staat niet hoog op de statusladder. Dus bakken we snel een biefstukje dat die naam niet mag dragen, doen we daar wat frustseltjes bij -- het moet immers elegant ogen -- zorgen wij dat geen echt vet gebruikt wordt -- maar neppe sauzen des te meer. We wokken, we frituren. Het moet snel. Niemand kookt zijn eigen bouillon in, niemand weet hoe je een diepe smaak zich in een gerecht kunt laten ontwikkelen zonder te grijpen naar kant-en-klare hulpmiddelen. En wat nog erger is: niemand weet hoe die gerechten horen te smaken. We nemen genoegen met niets.

Mooi thuis koken, langzaam en degelijk koken, dat wordt niet gedaan, maar snacken des te meer. Vette ijsjes, mierzoete frisdrank, wagonladingen chips -- alles even nep, alles even vies -- we dijen uit. Er is een collectieve gekte op het gebied van koken op dit land neergedaald, die zich niet vertaalt in liefde voor eten. In onze smaakarmoede worden we collectief obees.



.