Ik heb een bijzondere muts. Dat weet ik omdat als ik hem op heb mensen op straat meer dan normaal naar mij kijken, en vertederd glimlachen. Het is een beetje een komische muts, de dubbelepuntmuts van een nar. Maar ook ontzagwekkend chic. Hoe zou het ook anders: het is immers een creatie van de Belgische ontwerpster Colette van Landuyt.
Nu wilde het culturele toeval dat een biografische film over haar verscheen, gemaakt door haar eigen dochter, de Belgische filmmaakster Dorothée van den Berghe. Daar mòest ik heen.
Afgelopen zaterdag ging die in voorpremiere in het Filmmuseum. Eerst even op internet gecheckt of het Filmmuseum nog in het Vondelpark zat. Door verschillende ervaringen op het vlak van voor een verkeerde want obsolete locatie te staan, weet ik dat je heden ten dage van tevoren moet controleren waar de Amsterdamse kunstinstellingen zitten. Voor je het weet is je jazzclub naar een onbarmhartige haven verkast, je lievelingsbioscoop naar het verre Westen, en het Stedelijk... bliksem, waar zou het Stedelijk trouwens NU zitten?
De film is verbluffend. Een kind van een jaar of 9 heeft de titelrol, de dochter van mijn couturière. Ze speelt de sterren van de hemel. Àlle acteurs trouwens, zijn regelrechte vondsten in deze productie. Zelfs aan de casting van de onbenulligste figurant is aandacht besteed, lijkt het wel. In een van hen meende ik zelfs Felix Strategier, onze bloedeigen Amsterdamse straatartist en leider van de Rode Bioscoop, te herkennen. Verder is alles van de bovenste plank: de decors (ik hèb in kraakpanden geleefd, ik kan het weten), de freejazz muziek, de dialogen, de cameravoering, de kleuren, en je zou bijna zeggen: de geuren. Je ruikt immers voortdurend van alles: de gracht in de herfst, het IJsselmeer in de zomer, de walm van dikke joints, het geil van neukende lichamen, armoedekoffie, klamme dekens, vieze haren, chloorwater.
Het is een geschiedenis. De camera zit bovenop het kind, in heur haar, onder haar huid, tussen haar tanden. Je voelt haar ademen, en vaker nog naar adem happen, want ze krijgt veel voor haar kiezen. Ik heb het dan ook krap een kwartiertje droog gehouden. Maar geen smartlap! Ondanks de regisseurs liefde voor het Jordanese wordt ze nergens sentimenteel. Wie haar eerste langspeelplaat Meisje heeft gezien kon niet anders verwachten. Een raskunstenares, rauw en direkt, en ook weer niet.
De seksuele revolutie, de krakerswereld, het alles met elkaar delen en wat dat allemaal met een kind doet. Daar gaat het over. En ook dat je als kijker vreest dat het nooit meer goed zal komen met dat meisje, al staat het tegendeel voor je, die Dorothée, gelukkig te wezen in haar volwassenheid, een evenwichtige dame met een gezin en een van de moeilijkste banen die er zijn, en humor op de koop toe.
Over de chronologie heb ik me verbaasd: in mijn werkelijkheid speelden de krakersrellen pas in de jaren '80. Vrije liefde en andere hippieuitwassen waren tegen die tijd al een gekoesterde, doch onherroeppelijk gefosiliseerde mythe, zo dacht ik. Ik had ongelijk: er bleken al in de late jaren zestig kraakpanden in de Nieuwmarktbuurt te zitten, die inderdaad vreselijk hardhandig werden ontruimd.
Aan het einde was er een vragenuurtje met de maakster-regisseur-scenariste. De zaal bleef stil, op een of twee bedeesde betuigingen na. We waren uitgelaten naar binnen gerend; nu zaten we allemaal beduusd voor ons uit te staren. Uw enige echte Oud Zeikwijf, doorgaans niet op haar mondje gevallen, was aan het nasnikken, en haar uitlopende mascara zo deskundig mogelijk aan het schoonvegen - een langdurig karwei. Iedereen was aan een flinke borrel toe. De regisseuse, godzijdank, ook. We volgden haar dan ook spoedig richting Vertigo. Onderweg riep ik veels te hard tegen mijn schoonzus, die mee was: "WAT EEN LUL DIE VADER, ZEG!" Mijn schoonzus gave me the big eyes. Bleek die vader een halve meter van ons op een bank te zitten.
Ga dit chef d'oeuvre nou als de donder zien. Het draait nog. En laat de mascara maar zitten.
Naschrift: eigenlijk maakt Dorothée van den Berghe films zoals ik columns zou willen schrijven. Eigenlijk wil ik dus de Dorothée van den Berghe onder de columnisten zijn. Eigenlijk is de enige echte compliment die u mij kunt maken: "Je column was zò Dorothée van den Berghe." Eigenlijk wordt het tijd dat iemand dat eens tegen mij zei. Eigenlijk begrijp ik niet waarom dat nog niet is gebeurd.
.
Nu wilde het culturele toeval dat een biografische film over haar verscheen, gemaakt door haar eigen dochter, de Belgische filmmaakster Dorothée van den Berghe. Daar mòest ik heen.
Afgelopen zaterdag ging die in voorpremiere in het Filmmuseum. Eerst even op internet gecheckt of het Filmmuseum nog in het Vondelpark zat. Door verschillende ervaringen op het vlak van voor een verkeerde want obsolete locatie te staan, weet ik dat je heden ten dage van tevoren moet controleren waar de Amsterdamse kunstinstellingen zitten. Voor je het weet is je jazzclub naar een onbarmhartige haven verkast, je lievelingsbioscoop naar het verre Westen, en het Stedelijk... bliksem, waar zou het Stedelijk trouwens NU zitten?
De film is verbluffend. Een kind van een jaar of 9 heeft de titelrol, de dochter van mijn couturière. Ze speelt de sterren van de hemel. Àlle acteurs trouwens, zijn regelrechte vondsten in deze productie. Zelfs aan de casting van de onbenulligste figurant is aandacht besteed, lijkt het wel. In een van hen meende ik zelfs Felix Strategier, onze bloedeigen Amsterdamse straatartist en leider van de Rode Bioscoop, te herkennen. Verder is alles van de bovenste plank: de decors (ik hèb in kraakpanden geleefd, ik kan het weten), de freejazz muziek, de dialogen, de cameravoering, de kleuren, en je zou bijna zeggen: de geuren. Je ruikt immers voortdurend van alles: de gracht in de herfst, het IJsselmeer in de zomer, de walm van dikke joints, het geil van neukende lichamen, armoedekoffie, klamme dekens, vieze haren, chloorwater.
Het is een geschiedenis. De camera zit bovenop het kind, in heur haar, onder haar huid, tussen haar tanden. Je voelt haar ademen, en vaker nog naar adem happen, want ze krijgt veel voor haar kiezen. Ik heb het dan ook krap een kwartiertje droog gehouden. Maar geen smartlap! Ondanks de regisseurs liefde voor het Jordanese wordt ze nergens sentimenteel. Wie haar eerste langspeelplaat Meisje heeft gezien kon niet anders verwachten. Een raskunstenares, rauw en direkt, en ook weer niet.
De seksuele revolutie, de krakerswereld, het alles met elkaar delen en wat dat allemaal met een kind doet. Daar gaat het over. En ook dat je als kijker vreest dat het nooit meer goed zal komen met dat meisje, al staat het tegendeel voor je, die Dorothée, gelukkig te wezen in haar volwassenheid, een evenwichtige dame met een gezin en een van de moeilijkste banen die er zijn, en humor op de koop toe.
Over de chronologie heb ik me verbaasd: in mijn werkelijkheid speelden de krakersrellen pas in de jaren '80. Vrije liefde en andere hippieuitwassen waren tegen die tijd al een gekoesterde, doch onherroeppelijk gefosiliseerde mythe, zo dacht ik. Ik had ongelijk: er bleken al in de late jaren zestig kraakpanden in de Nieuwmarktbuurt te zitten, die inderdaad vreselijk hardhandig werden ontruimd.
Aan het einde was er een vragenuurtje met de maakster-regisseur-scenariste. De zaal bleef stil, op een of twee bedeesde betuigingen na. We waren uitgelaten naar binnen gerend; nu zaten we allemaal beduusd voor ons uit te staren. Uw enige echte Oud Zeikwijf, doorgaans niet op haar mondje gevallen, was aan het nasnikken, en haar uitlopende mascara zo deskundig mogelijk aan het schoonvegen - een langdurig karwei. Iedereen was aan een flinke borrel toe. De regisseuse, godzijdank, ook. We volgden haar dan ook spoedig richting Vertigo. Onderweg riep ik veels te hard tegen mijn schoonzus, die mee was: "WAT EEN LUL DIE VADER, ZEG!" Mijn schoonzus gave me the big eyes. Bleek die vader een halve meter van ons op een bank te zitten.
Ga dit chef d'oeuvre nou als de donder zien. Het draait nog. En laat de mascara maar zitten.
Naschrift: eigenlijk maakt Dorothée van den Berghe films zoals ik columns zou willen schrijven. Eigenlijk wil ik dus de Dorothée van den Berghe onder de columnisten zijn. Eigenlijk is de enige echte compliment die u mij kunt maken: "Je column was zò Dorothée van den Berghe." Eigenlijk wordt het tijd dat iemand dat eens tegen mij zei. Eigenlijk begrijp ik niet waarom dat nog niet is gebeurd.
.