Ik heb gekke figuren ontmoet in mijn leven maar er is er eentje die de wedstrijd met een kilometer voorsprong wint, eentje die de vlag op de Everest mag planten: Daniël Groen.
Daniël Groen vond zichzelf geniaal. Hij kon aardig schilderen (had een of andere kunstacademie gevolgd) en was zo gek als een looie deur. "Gek, gek" hoor ik u roepen "Amsterdam wemelt van de gekken, moeten ze allemaal in de serie Bijzondere Amsterdammers?" Dan stel ik de vraag: hebben uw gekken hun eigen oren afgesneden misschien? En drie van hun eigen vingers?
Dat van het oor was om niet in dienst te hoeven. Hij kwam opdraven op de keuring in de kazerne aan de Sarphatistraat met het oor gewikkeld in een doek. Hij deponeerde het pakketje op het toonbank van de keurarts met de woorden: "Wat is hierover uw OORDEEL?"
Wat de drie vingers betreft, ik vroeg hem eens waarom hij dat gedaan had."Om af te rekenen met de wil." antwoordde hij. "Treffend dat je dat met je linkerhand deed, en dat je wel de duim en de wijsvinger intact liet" kon ik niet laten op te merken "als je werkelijk wilde afrekenen met de wil, had je de duim van je rechterhand moeten afhakken." Hij vertrok woedend. Wat achteraf begrijpelijk is.
Ik had een relatie met hem moet u weten. Mensen die hem hebben gekend kan ik er nog geweldig mee verbijsteren, iets dat van pas komt op bepaalde ogenblikken, maar ook gewoon leuk is om te doen. Toen ik eens een door hem geconcipieerde foetus moest laten aborteren zat hij in de behandelkamer het tafereel te schilderen. Hij had een Indonesische moeder en een volkse vader, een vrouwelijke slaaf die alles deed wat zijn hartje begeerde (ze deed de boodschappen, gaf hem geld, organiseerde exposities, liet zich nemen als hij daar zin in had), en ook ergens een ex met een kind, waarmee de betrekkingen uiterst gecompliceerd waren, wat op neer kwam dat de moeder elk contact tussen vader en kind had verboden. In dit geval helaas een wijs besluit, dat gaf hij zelf toe.
Hij had iets met hoeken: van alles wat vier hoeken bezat moest hij er eentje afbreken. Zijn schilderijen droegen dan ook meestal dit merkteken. In zijn stamcafé aan de Oostenburgergracht liet hij elke avond zijn piemel zien waarna hij steevast de koperen klok luidde om een rondje te geven en als we weer eens ruzie hadden dan kwam hij diep in de nacht aan de overkant van de gracht mijn naam brullen. Iedereen om me heen was dan ook immens opgelucht toen ik op een moment van bezinning de relatie verbrak.
Jaren later kreeg ik out of the blue de onbedwingbare drang om de schilderijen die ik nog van hem bezat terug te brengen. Ik bond ze bij elkaar, hijste de gevaarten op het pedaal van mijn fiets en liep naar zijn atelier, in een oud schoolgebouw op Wittenburg. Voor de deur vond ik zijn vriend en mentor: hij was gekomen om alle werken van de getormenteerde kunstenaar op te halen; ze gingen naar de archieven van het Kröller-Müller. Daniël Groen had zich een paar dagen eerder aan de grote balk in zijn atelier opgehangen.
Eerder gepubliceerd op AT5.
Daniël Groen vond zichzelf geniaal. Hij kon aardig schilderen (had een of andere kunstacademie gevolgd) en was zo gek als een looie deur. "Gek, gek" hoor ik u roepen "Amsterdam wemelt van de gekken, moeten ze allemaal in de serie Bijzondere Amsterdammers?" Dan stel ik de vraag: hebben uw gekken hun eigen oren afgesneden misschien? En drie van hun eigen vingers?
Dat van het oor was om niet in dienst te hoeven. Hij kwam opdraven op de keuring in de kazerne aan de Sarphatistraat met het oor gewikkeld in een doek. Hij deponeerde het pakketje op het toonbank van de keurarts met de woorden: "Wat is hierover uw OORDEEL?"
Wat de drie vingers betreft, ik vroeg hem eens waarom hij dat gedaan had."Om af te rekenen met de wil." antwoordde hij. "Treffend dat je dat met je linkerhand deed, en dat je wel de duim en de wijsvinger intact liet" kon ik niet laten op te merken "als je werkelijk wilde afrekenen met de wil, had je de duim van je rechterhand moeten afhakken." Hij vertrok woedend. Wat achteraf begrijpelijk is.
Ik had een relatie met hem moet u weten. Mensen die hem hebben gekend kan ik er nog geweldig mee verbijsteren, iets dat van pas komt op bepaalde ogenblikken, maar ook gewoon leuk is om te doen. Toen ik eens een door hem geconcipieerde foetus moest laten aborteren zat hij in de behandelkamer het tafereel te schilderen. Hij had een Indonesische moeder en een volkse vader, een vrouwelijke slaaf die alles deed wat zijn hartje begeerde (ze deed de boodschappen, gaf hem geld, organiseerde exposities, liet zich nemen als hij daar zin in had), en ook ergens een ex met een kind, waarmee de betrekkingen uiterst gecompliceerd waren, wat op neer kwam dat de moeder elk contact tussen vader en kind had verboden. In dit geval helaas een wijs besluit, dat gaf hij zelf toe.
Hij had iets met hoeken: van alles wat vier hoeken bezat moest hij er eentje afbreken. Zijn schilderijen droegen dan ook meestal dit merkteken. In zijn stamcafé aan de Oostenburgergracht liet hij elke avond zijn piemel zien waarna hij steevast de koperen klok luidde om een rondje te geven en als we weer eens ruzie hadden dan kwam hij diep in de nacht aan de overkant van de gracht mijn naam brullen. Iedereen om me heen was dan ook immens opgelucht toen ik op een moment van bezinning de relatie verbrak.
Jaren later kreeg ik out of the blue de onbedwingbare drang om de schilderijen die ik nog van hem bezat terug te brengen. Ik bond ze bij elkaar, hijste de gevaarten op het pedaal van mijn fiets en liep naar zijn atelier, in een oud schoolgebouw op Wittenburg. Voor de deur vond ik zijn vriend en mentor: hij was gekomen om alle werken van de getormenteerde kunstenaar op te halen; ze gingen naar de archieven van het Kröller-Müller. Daniël Groen had zich een paar dagen eerder aan de grote balk in zijn atelier opgehangen.
Eerder gepubliceerd op AT5.