Sint

Mijn mentor en vriend wijlen Jasper Grootveld geloofde in Sinterklaas. Heilig. Zijn vrouw Thea geloofde in Sinterklaas. En ik, zijn leerlinge en kroonprinsesje, geloofde er vanzelfsprekend ook in. Hij had er allemaal onderzoeken over gelezen en kon magistraal vertellen over het ontstaan en de geschiedenis van dat geloof.

Wat ik er nog van weet is het volgende:
In deze noordelijke contreien geloofde men vroeger in de Germaanse goden. De oppergod van de Germanen, dat was Wodan, die op een zespotig wit paard in de nachtelijke hemel vloog. Wodan zat verder in het Walhalla, en hield contact met de rest van de wereld met behulp van twee raven, Hugin en Mumin, het geheugen en de vergetelheid, die de hele dag naar nieuws uit de wereld der stervelingen speurden om dat aan Wodan door te geven – oerjournalisten als het ware.

De Vikingen, het is u wel bekend, waren verwoede veroveraars. Overal zijn ze geweest, en overal hebben ze vrouwen verkracht, mannen gedood en oogsten in beslag genomen. Tot Amerika toe, helemaal de oceaan over op hun kleine boten. In Rusland, tot heel diep het land in, via de rivieren, en van rivier naar rivier door de drakars op boomstammen op het droge te laten rollen. Naar het Zuiden toe, naar Italië (daar heb ik nog mijn blauwe ogen aan te danken). In Bari, de stad die de overblijfselen van Sinterklaas gestolen had van de Turken, werden de Vikingen die met hun boten de stad belegerden, geconfronteerd met een angstwekkend schouwspel: het water ging branden. Ze haalden bakzeil en beseften dat de Barinezen, die in werkelijkheid benzine of iets dergelijks op het water hadden doen ontvlammen, machtige goden moesten hebben. In de kerken zagen ze afbeeldingen van Sint Nikolaus, op zijn schimmel, met zijn staf in zijn hand, zijn lange witte baard en ze vonden hem nou precies op Wodan lijken. Dat was vast en zeker de god die zo machtig was.

Die namen ze dan ook mee op hun terugreis naar het Noorden. En onderweg plantten zij dat nieuwe geloof. Zo ook in Amsterdam, waar de eerste kerk die gebouwd werd: de Oude Kerk, die waarachtig als Sint Nikolaaskerk is begonnen. Alle landen om ons heen zijn dat geloof kwijt, want het is ook een rare vogel die Sint, niet speciaal wat je verwacht als lieveling van het Vaticaan: beschermer van de zeemannen, de dieven en de hoeren, van de zelfkant dus. Hij is dan ook gauw overgegaan in een meer verteerbare variant, een moderne kloon met een nieuwe nick ‘de Kerstman’.  In Nederland is men echter aan de ouwe Sint blijven vasthouden.

Het komt vast doordat er hier zoveel Sinterklaaswonderen gebeuren.
Ik maak ze elk jaar mee. De Sint loste mijn verlate-tweedestudieprobleem op, verloste mij van de toorn van een kwaaiige ex en gaf mij de Man Van Mijn Leven. Dit jaar bijvoorbeeld, werd mijn prachtige drijvende eiland uit Amsterdam verjaagd. Op mijn exodus stuitte ik op een verder desolaat lege IJsselmeer op een grote boot beladen met enorme pakketten, waartussen een bende Zwarte Pieten bezig waren. Toen ze ons gewaarwerden was het geroep en gejoel niet van de lucht. Hun kapitein, in waarachtig ouderwets donkerblauwe kapiteinsjas en wollen muts, sprak de troostende woorden, een Van Nelle-sjekkie draaiende:
- Doet de motor het niet?
- Hij is eraf.
Hij had mijn schip herkend! Hij had mij zien varen! De kapitein van de Zwarte Pietenboot! De Zwarte Pietenboot escorteerde ons verder naar onze eerste vluchtplek. Dat was een teken van Sinterklaas, dat kon niet anders.

En toen ik over datzelfde eiland ging praten met de baas van de Amsterdamse SP bleek ze Nelly Duijndam te zijn, mijn oude heldin, de grootste zeevrouw die Amsterdam ooit heeft gehad, de vrouw die honderden kapiteinen en stuurmannen in haar eentje heeft opgeleid op de woeste wateren van heel Europa, en bij wie ik al die jaren in de leer wou. Op zo’n moment klingelden de klokken van het Sint Nicolaaskerk in alle hevigheid. Zulke dingen gebeuren nou altijd gedurende het verblijf van de Sint in Amsterdam: dan is de ruimte gevuld met het wonderlijke, dát is de ware magie van Sinterklaas.

Zo kon het voorkomen dat als mijn kinderen op een leeftijd van 8 jaar zuchtten: ‘Ik ben de enige in de klas die nog in Sinterklaas gelooft’ ik bij alle drie met het ferme antwoord op de proppen kon komen: ‘Je bent dan ook de enige in de klas van wie de MOEDER nog in Sinterklaas gelooft.’ Met 9 jaar heb ik het ze allemaal verteld, dat Sinterklaas niet bestond. In ieder geval: dat Sinterklaas niet bestond in deze vorm. Maar dat de GEEST van Sinterklaas niet bestaat, dat gaat er bij mij, nog steeds, niet in.



Eerder op Nurks verschenen.