Het is berekoud buiten. Daklozen worden onder dwang van de straat gehaald. Het doet mij denken aan de tijd dat ik op straat sliep, en dat een scharrel van me 's nachts stierf in de vrieskou.
Hij was jong, in de twintig, en kerngezond. Sliep waar hij kon, net als ik. Die nacht was zijn keuze gevallen op een roeibootje achter Artis, vlakbij het ijzeren bruggetje naar de Sarphatistraat. Met het ochtendgloren vonden ze hem: stijfbevroren.
Ik was een meisje. Een meisje hoeft in principe niet dood te vriezen: als de nood te hoog was vond ik altijd wel vrienden bereid om mij in huis te nemen. Er woedde zo'n woningnood in de jaren 80, dat kunt u zich niet voorstellen. Voor iemand zoals ik die vanuit het buitenland in Amsterdam was aanbeland, zonder enig netwerk, was het bekeken. Alleen Marokkanen en Turken kregen woningen; er was een speciale taskforce voor ze opgericht bij het Grondbedrijf. De rest van de immigranten moest het (terecht) zelf zien te rooien. In de zomer sliep ik langs
de grachten, opgerold in een stuk dik zeil. Ik had een zwart katertje bij me genaamd Massa. Die riep ik 's ochtends en dan kwam hij weer aanhuppelen. Toen ik eens voor twee maanden een kamer in Zuid mocht huren is ie 'm gepeerd. Blijkbaar was hij niet zo op huizen. Of op Zuid.
Amsterdam was toen lieftallig: ik werd met rust gelaten. Heden ten dage zou het wel anders gaan. Als ik nu al eens in mijn ouwe kloffie de straat op ga om hout voor mijn kachel te halen, of diesel voor mijn vaarvlot, word ik steevast nagesist door de straatjochies: "Zwerver!". Zij hebben geen respect voor het anders zijn, en zeker niet voor het minder zijn. Ik moet er niet aan denken wat ze met me hadden gedaan, als zij me opgerold in mijn zeiltje hadden gevonden, diep in slaap.
Ik denk hier nooit meer aan. Het is een periode in mijn leven geweest, niet meer en niet minder. Het was de prijs die ik moest betalen om in mijn droomstad te blijven: geen baan, geen huis. Een weloverwogen keuze. In Frankrijk wachtte mij een comfortabel leven als telg van een rijke familie, en zelfs naar Tokio had ik prima kunnen terugkeren. Maar zodra ik de stadsgrenzen passeerde werd ik verscheurd door heimwee. Ik hield van Amsterdam, met een liefde zo groot, dat de grootste opofferingen gerechtvaardigd leken.
Ook verschenen op AT5.
Hij was jong, in de twintig, en kerngezond. Sliep waar hij kon, net als ik. Die nacht was zijn keuze gevallen op een roeibootje achter Artis, vlakbij het ijzeren bruggetje naar de Sarphatistraat. Met het ochtendgloren vonden ze hem: stijfbevroren.
Ik was een meisje. Een meisje hoeft in principe niet dood te vriezen: als de nood te hoog was vond ik altijd wel vrienden bereid om mij in huis te nemen. Er woedde zo'n woningnood in de jaren 80, dat kunt u zich niet voorstellen. Voor iemand zoals ik die vanuit het buitenland in Amsterdam was aanbeland, zonder enig netwerk, was het bekeken. Alleen Marokkanen en Turken kregen woningen; er was een speciale taskforce voor ze opgericht bij het Grondbedrijf. De rest van de immigranten moest het (terecht) zelf zien te rooien. In de zomer sliep ik langs
de grachten, opgerold in een stuk dik zeil. Ik had een zwart katertje bij me genaamd Massa. Die riep ik 's ochtends en dan kwam hij weer aanhuppelen. Toen ik eens voor twee maanden een kamer in Zuid mocht huren is ie 'm gepeerd. Blijkbaar was hij niet zo op huizen. Of op Zuid.
Amsterdam was toen lieftallig: ik werd met rust gelaten. Heden ten dage zou het wel anders gaan. Als ik nu al eens in mijn ouwe kloffie de straat op ga om hout voor mijn kachel te halen, of diesel voor mijn vaarvlot, word ik steevast nagesist door de straatjochies: "Zwerver!". Zij hebben geen respect voor het anders zijn, en zeker niet voor het minder zijn. Ik moet er niet aan denken wat ze met me hadden gedaan, als zij me opgerold in mijn zeiltje hadden gevonden, diep in slaap.
Ik denk hier nooit meer aan. Het is een periode in mijn leven geweest, niet meer en niet minder. Het was de prijs die ik moest betalen om in mijn droomstad te blijven: geen baan, geen huis. Een weloverwogen keuze. In Frankrijk wachtte mij een comfortabel leven als telg van een rijke familie, en zelfs naar Tokio had ik prima kunnen terugkeren. Maar zodra ik de stadsgrenzen passeerde werd ik verscheurd door heimwee. Ik hield van Amsterdam, met een liefde zo groot, dat de grootste opofferingen gerechtvaardigd leken.
Ook verschenen op AT5.