.
Amsterdam dijt uit. De stadsnomaden zijn verdreven. Het groen verdwijnt onder een dikke laag asfalt. Klei wordt beton. Hele nieuwe wijken worden uit de grond gestampt en volgestouwd met menselijke wezens. Waarvan iedereen een fiets heeft. En daarmee fietst. In de stad. Richting centrum.
Het fietsen is al jaren op bepaalde ogenblikken een crime. In de spits bijvoorbeeld. Met een stoet van 2 of meer kinderen achter je kun je je op cruciale momenten niet meer veilig uit het cordon woest peddelende burgers losrukken, of je verliest er een dreumes bij. Zo fanatiek zoeven de arbeidsparticipanten ‘s ochtends van hun honk naar hun post. Fietsen is dringen op de vierkante milimeter geworden.
Maar dan parkeren. PARKEREN! De stadsbestuurders willen heel graag meer huizen en meer stadsbewoners (waarom is mij een raadsel maar dit terzijde), wat ze NIET willen is dat diezelfde bewoners in grote getallen hun tweewieler in het centrum van de stad deponeren. Dat mag namelijk niet, je tweewieler in grote getallen deponeren, in het centrum van de stad (waarom is mij een even groot raadsel). Eigenlijk willen ze dat je door blijft fietsen, eeuwig, zonder ooit te stoppen. Maar stel je voor dat iedere fietser op de auto zou overstappen! Dat willen ze weer nog minder. Dat zou pas een ramp zijn.
Om van al die geparkeerde fietsen af te zijn heeft het stadsbestuur een convenant gesloten met de fietsenboeverij. Onder het mom van regulering van de parkeerchaos lanceerden zij onder veel publicitaire bombarie het nieuwe plan: lichtvakken die op de stoep zijn geprojecteerd, waarin wij onze fietsen keurig zouden moeten neerzetten. Zij aan zij, als een kudde makke schaapjes klaar voor vervoer met de transitbusjes van de fietsenstropers. De plek is voor hen duidelijk aangegeven, duidelijker kan immers niet of je zou een vette spotlight boven elke geparkeerde fiets moeten laten schijnen; ze hoeven enkel langs te rijden en in te laden. Hoort u dat onheilspellend geluid in de verte? Dat zijn de fietsenrovers die handenwrijvend grinniken.
Deze column is eerder op AT5 en Nurks gepubliceerd.
Amsterdam dijt uit. De stadsnomaden zijn verdreven. Het groen verdwijnt onder een dikke laag asfalt. Klei wordt beton. Hele nieuwe wijken worden uit de grond gestampt en volgestouwd met menselijke wezens. Waarvan iedereen een fiets heeft. En daarmee fietst. In de stad. Richting centrum.
Het fietsen is al jaren op bepaalde ogenblikken een crime. In de spits bijvoorbeeld. Met een stoet van 2 of meer kinderen achter je kun je je op cruciale momenten niet meer veilig uit het cordon woest peddelende burgers losrukken, of je verliest er een dreumes bij. Zo fanatiek zoeven de arbeidsparticipanten ‘s ochtends van hun honk naar hun post. Fietsen is dringen op de vierkante milimeter geworden.
Maar dan parkeren. PARKEREN! De stadsbestuurders willen heel graag meer huizen en meer stadsbewoners (waarom is mij een raadsel maar dit terzijde), wat ze NIET willen is dat diezelfde bewoners in grote getallen hun tweewieler in het centrum van de stad deponeren. Dat mag namelijk niet, je tweewieler in grote getallen deponeren, in het centrum van de stad (waarom is mij een even groot raadsel). Eigenlijk willen ze dat je door blijft fietsen, eeuwig, zonder ooit te stoppen. Maar stel je voor dat iedere fietser op de auto zou overstappen! Dat willen ze weer nog minder. Dat zou pas een ramp zijn.
Om van al die geparkeerde fietsen af te zijn heeft het stadsbestuur een convenant gesloten met de fietsenboeverij. Onder het mom van regulering van de parkeerchaos lanceerden zij onder veel publicitaire bombarie het nieuwe plan: lichtvakken die op de stoep zijn geprojecteerd, waarin wij onze fietsen keurig zouden moeten neerzetten. Zij aan zij, als een kudde makke schaapjes klaar voor vervoer met de transitbusjes van de fietsenstropers. De plek is voor hen duidelijk aangegeven, duidelijker kan immers niet of je zou een vette spotlight boven elke geparkeerde fiets moeten laten schijnen; ze hoeven enkel langs te rijden en in te laden. Hoort u dat onheilspellend geluid in de verte? Dat zijn de fietsenrovers die handenwrijvend grinniken.
Deze column is eerder op AT5 en Nurks gepubliceerd.