24 november. Ik loop van het Kwakersplein naar het Bellamyplein. Op het bruggetje overvalt de weidsheid mij. Het braakliggende grasveld waar de buurt zo blij mee is heeft een gigantisch gat gecreëerd, waarboven de hemel zich magnifiek uitvouwt, nog blauwig aan het einde van deze middag, met repen stapelwolken badend in psychedelisch roze. Het lijkt wel noorderlicht.
Aan de overkant schreeuwt de felblauwe kerstverlichting boven de Ten Katenmarkt dat ik welkom ben. In het plantsoen is een troepje verzameld. Een overjarige punker met lange grijze jas, veiligheidsspelden en neonkleurig haar steekt het pierenbadje over. Dat is Broodje als ik me niet vergist. De Adeldude hurkt daar middenin bij de ghettoblaster en zet de technomuziek aan. Brandweerlieden staan in hun uniform luid keuvelend te wachten op wat komen gaat.
Zij zijn de sterren vandaag, de brandweermannen. Zij zijn gevraagd door Stichting BEP om kunstwerken uit te kiezen voor de expositie Kazerne Kiest Kunst. Stiching BEP is een bewonersinitiatief, ontstaan om de verloederende werking die afstraalt van leegstaande winkels in de buurt tegen te gaan. De etalages (maar ook ruiten van beganegrondbewoners) worden opgepimpt met kunstwerken. De openingen zijn elke keer spraakmakend.
Zo nu ook. Een rank silhouet in zwart gehuld met een ninjamasker op houdt een draadpoppetje aan drie stokken vast. De marionetspeler is niemand minder dan vuurkunstenaar Erik Hobijn, in de jaren '80 beroemd om zijn spectaculaire vuurshows, onder andere bij het Festival of Fools, waar hij bijkans het leven liet (en in extremis door David E. werd gered, die als enige zag dat zijn geschreeuw niet bij de show hoorde), of in de Conradstraat, waar hij een kudde pachidermen liet lopen tussen vuurbrakende raketten middenin een drom toeschouwers. Bij het laatste bleef ik op gepaste afstand, doodsbang dat de olifanten zouden schrikken en in hun paniek de burgers zouden verpletteren. U begrijpt mijn, overigens geheel onterechte, lichte teleurstelling bij het zien van zijn huidige show. “Petit” beschreef mijn buurman die treffend. Een niet onbelangrijk voordeel van die schaalverkleining: niemand hoeft meer bang te zijn dat er iets engs gebeurt. Bovendien staat het hier stijf van de brandweer. Afijn. De marionet wordt aangestoken, betoverend schepsel, en danst op het ritme van de muziek, tot hij op de grond gaat liggen en langzaam dooft.
De manager van de brandweer (ja, ze hebben daar ook een manager) ontvlamt in een speech, grappig en bondig, zoals toespraken horen te zijn. De omstanders lachen. Dan de wethouder Kunst en Cultuur van het stadsdeel. Zíjn speech is niet grappig en veel te lang. De toeschouwers klappen braaf. We staan enorm te verkleumen in de mistige novemberavond, en worden gered door het vlammende poppetje dat weer uitbundig gaat staan housen.
De karavaan vertrekt om de kunstroute te bestuderen. Voornamelijk bloot, is de vooroordeelbevestigende, eerste conclusie. “Lekker kontje” roept een buurman vanuit zijn raam tegenover de etalage. Het werk in kwestie, een paaldanseres, is gekozen “omdat wij van de brandweer ook iets met een paal hebben”. Dan heeft Barry, lange, blonde, sterke knapperd, hét prototype van de brandweerman, een stadsgezicht gekozen, omdat zijn geboortehuis erop staat. “Het is mijn stukkie stad” legt hij uit. Het tweede schilderij dat hij heeft laten exposeren komt bekend voor. “Ik herkende het gelijk van de National Geographic” zegt Barry enthousiast (*Kling!* deed het vooroordeel dat op de stoep in duigen viel) “Dat was het Afghaanse meisje, dat bovendien bij Pauw & Witteman zat.” *Kling!*. Dat schilderij is van Steven van de Broeke, net als het abstract werk bestaand uit een grof gestucardoord doek, dat Barry ook heeft uitgelicht. “Het is wit, er zit geen kleur in, en toch is het iets.”verduidelijkt hij *Kling!*. Hij was zo gegrepen door het project dat hij vier ipv twee kunstwerken heeft gekozen. Het laatste omdat “het allemaal kleine Victory Boogy Woogy's bij elkaar lijken” *Kling!*.
Steve heeft een luchtfoto gekozen met de uitgebreide motivatie: “Kleurstelling.” *Kling!* Erik, net zo'n archetypische blonde reus, koos voor een aquarelachtige beeltenis van Frank Zappa. Iemand heeft zijn portofoon mee, die om gezette intervallen noodmeldingen schalt; ze worden gewoontegetrouwe beluisterd en vervolgens genegeerd. Een wagen van de brandweer rijdt stapvoets met ons mee. Enkele fietsers wurmen zich obligaat geërgerd door onze groep heen, op weg naar voor hen interessantere zaken.
De Adeldude sluit de rondleiding met een toespraakje. De koukleumende kunstliefhebbers worden geleid naar de galerie van Beeldend Gesproken, alwaar de nodige borrels staan te wachten, die we aan het begin van de tocht hadden kunnen gebruiken. Volgende keer zal Broodje exposeren, met een optreden van de knotsgekke Helmettes als klapstuk. Fabrice, voor wie ik in onze jonge jaren nog model heb gestaan in de Rijksacademie, staat ook op stapel. We kunnen niet wachten.
Terug naar huis lopend wil ik de Dam oversteken als ik op een kudde metershoge drakenvogels stuit die in een omheining gevangen zitten. Hun staalkleurige gedaantes bukken telkens, onheilspellende jaknikkers, en hun ogen werpen vlammen. In een zee van theatermist ontwar ik een stoet hagelwitte vlinders op stelten, met hoofden als witgeschminkte Thaise boeddha's, die traag hun wijde vleugels ritmisch uitslaan als ze over de Dam paraderen. Op een klimrekconstructie staat een rood geklede nar met dubbele puntmuts te wachten. Opeens stijgt een reusachtige heteluchtballon op. Zijn witte doek vult zich met gas dat geel schijnt in de mistige nacht. Onder de ballon hangt een ijskoningin te zingen. Haar lange gewaad sleept sierlijk onder het gevaarte. Het is Ellen ten Damme, die een show voor de Bijenkorf komt geven, waarvan de gevel opeens in duizenden lichtjes ontsteekt.
Ik loop naar de tramhalte. Mijn keel is dichtgeknepen alsof ik ga huilen. Opeens weet ik weer waarom ik hier ben komen wonen: Amsterdam is magisch. Het is gewoon zo.
Op AT5 gepubliceerd.