Zaterdag werd ik op straat voor mijn deur ernstig toegetakeld. Weliswaar had ik het over mij af geroepen, maar de agressor had een ultrakort lontje en is volledig buiten haar boekje gegaan (ja het was een zij).
Ik was thuis de terugkomst van mijn dochter aan het voorbereiden. Ik dekte de tafel met mooi servies en lekkere taart van Schep: ze was in haar afwezigheid jarig geweest. Opeens klonk er kei- en keiharde muziek. We wonen in een pijpenla van een steegje, waar het geluid brutaal weerkaatst tegen de hoge muren. Ondanks de sublieme isolatie die we dankzij een tweejarige renovatie kregen, en die alle geluiden potdicht buitensluit, kwam het lawaai als een bom ons lieflijk rijkje binnen. De katten sprongen van de bank. Het duurde maar en het duurde maar. Na een poosje ging ik kijken: daar stond een zwart sportautootje, een cabrio geloof ik, midden op straat stil, met de deuren wijd open. De eigenaar was in geen velden of wegen te bekennen. Ik schreeuw: DE MUZIEK IS TE HARD. Twee keer. Geen reactie. Ik loop naar de auto en kan zo vanuit het open portier op de bestuurdersstoel leunen om de radio uit te doen. Ik loop naar huis en bijna meteen begint de herrie weer. Ik loop er weer naar toe en druk opnieuw op de aan-en-uit-knop van de radio. Dan voel ik ineens het portier keihard tegen mijn onderbenen, die nog buiten hangen, aan slaan. En nog eens en nog eens. Dan grijpt ze me van achter bij de haren en sleept me uit de auto. Ik voel en hoor dat mijn haren uitgetrokken worden. Mijn bovenbuurman rent ondertussen naar ons toe met: “Ophouden!” Zij laat los. Ik draai me om en kijk vol in een gezicht dat in rustige toestand al niet de schoonste ter wereld moet zijn maar dat nu werkelijk afzichtelijk is. Zij klimt haar bolide in en scheurt keihard weg over het (voetgangers only) woonerf.
Ik liep naar huis en heb als in een waas de verjaardag uitgezeten, ik kon het niet opbrengen om mijn dochter te vragen hoe haar week was gegaan.
Later op de avond zouden wij naar een buurmans feestje gaan. Ik kon wel een borrel gebruiken, en wat afleiding, dus kreeg ik mezelf zover dat ik me er naar toe begaf. Desbetreffende buurman hield mij echter in de hal tegen en zei dat ik niet welkom was: de vrouw die mij aangevallen had zou later ook op het feestje komen, en hij wou geen trammelant. Zij had hem gebeld met de mededeling dat zij aangifte was gaan doen omdat ik haar radio kapot had gemaakt. Ik zakte door de grond. Ik had haar radio amper aangeraakt, gewoon het geluid uitgezet door op een knop te drukken! Zij was degene die geweld heeft gebruikt, niet ik. Ik ben naar huis gelopen en besloot om zelf ook aangifte te doen, iets dat ik in eerste instantie niet wou omdat ik haar reactie begreep: ik wist dondersgoed dat mensen gek worden als je aan hun auto zit, en toch heb ik willens en wetens het risico genomen, en moest ik op de blaren zitten. Maar behandeld worden alsof ikzelf de dader was? Zij had op verbluffende wijze de situatie omgedraaid en naar haar hand gezet. Met pijn in mijn been strompelde ik naar buro IJtunnel.
[Op het bureau]
– Mevrouw, wat kan ik voor u doen?
– Ik kom aangifte doen van mishandeling.
– Wat is er gebeurt?
[ik vertel]
– Was het uw auto? [Alsof dat niet duidelijk was uit mijn verhaal]
– Nee.
– Dan hebt u aan andermans spullen gezeten. Dat mag niet.
– Ik weet het. Ik besef ook dat het fout was. Maar evengoed wil ik aangifte doen van mishandeling.
Gelukkig zat er een agente bij die de aangifte wou opnemen. Toen bleek dat mijn agressor zelf (nog) geen aangifte had gedaan. De politieagente keek naar mijn blauwe plek op het scheenbeen, luisterde naar mijn verhaal en zei: 'Mishandeling + getuige: u kunt aangifte doen en dan wordt zij vervolgd.' Samen kozen wij voor een mutatie, zodat als de vrouw aangifte zou doen, dienstdoende agent mijn versie van de feiten onder ogen zou krijgen, en door zou vragen. Mocht het zover komen, dan kon de mutatie omgezet worden in een aangifte. Het deed me goed om met die agente te praten, zij was ongekend lief. Maar uren later was ik er nog kapot van. Mijn been deed steeds meer zeer naarmate de adrenaline weg ebde.
Vandaag was de fysieke pijn goed te doen. De emotionele daarentegen...
.
Ik was thuis de terugkomst van mijn dochter aan het voorbereiden. Ik dekte de tafel met mooi servies en lekkere taart van Schep: ze was in haar afwezigheid jarig geweest. Opeens klonk er kei- en keiharde muziek. We wonen in een pijpenla van een steegje, waar het geluid brutaal weerkaatst tegen de hoge muren. Ondanks de sublieme isolatie die we dankzij een tweejarige renovatie kregen, en die alle geluiden potdicht buitensluit, kwam het lawaai als een bom ons lieflijk rijkje binnen. De katten sprongen van de bank. Het duurde maar en het duurde maar. Na een poosje ging ik kijken: daar stond een zwart sportautootje, een cabrio geloof ik, midden op straat stil, met de deuren wijd open. De eigenaar was in geen velden of wegen te bekennen. Ik schreeuw: DE MUZIEK IS TE HARD. Twee keer. Geen reactie. Ik loop naar de auto en kan zo vanuit het open portier op de bestuurdersstoel leunen om de radio uit te doen. Ik loop naar huis en bijna meteen begint de herrie weer. Ik loop er weer naar toe en druk opnieuw op de aan-en-uit-knop van de radio. Dan voel ik ineens het portier keihard tegen mijn onderbenen, die nog buiten hangen, aan slaan. En nog eens en nog eens. Dan grijpt ze me van achter bij de haren en sleept me uit de auto. Ik voel en hoor dat mijn haren uitgetrokken worden. Mijn bovenbuurman rent ondertussen naar ons toe met: “Ophouden!” Zij laat los. Ik draai me om en kijk vol in een gezicht dat in rustige toestand al niet de schoonste ter wereld moet zijn maar dat nu werkelijk afzichtelijk is. Zij klimt haar bolide in en scheurt keihard weg over het (voetgangers only) woonerf.
Ik liep naar huis en heb als in een waas de verjaardag uitgezeten, ik kon het niet opbrengen om mijn dochter te vragen hoe haar week was gegaan.
Later op de avond zouden wij naar een buurmans feestje gaan. Ik kon wel een borrel gebruiken, en wat afleiding, dus kreeg ik mezelf zover dat ik me er naar toe begaf. Desbetreffende buurman hield mij echter in de hal tegen en zei dat ik niet welkom was: de vrouw die mij aangevallen had zou later ook op het feestje komen, en hij wou geen trammelant. Zij had hem gebeld met de mededeling dat zij aangifte was gaan doen omdat ik haar radio kapot had gemaakt. Ik zakte door de grond. Ik had haar radio amper aangeraakt, gewoon het geluid uitgezet door op een knop te drukken! Zij was degene die geweld heeft gebruikt, niet ik. Ik ben naar huis gelopen en besloot om zelf ook aangifte te doen, iets dat ik in eerste instantie niet wou omdat ik haar reactie begreep: ik wist dondersgoed dat mensen gek worden als je aan hun auto zit, en toch heb ik willens en wetens het risico genomen, en moest ik op de blaren zitten. Maar behandeld worden alsof ikzelf de dader was? Zij had op verbluffende wijze de situatie omgedraaid en naar haar hand gezet. Met pijn in mijn been strompelde ik naar buro IJtunnel.
[Op het bureau]
– Mevrouw, wat kan ik voor u doen?
– Ik kom aangifte doen van mishandeling.
– Wat is er gebeurt?
[ik vertel]
– Was het uw auto? [Alsof dat niet duidelijk was uit mijn verhaal]
– Nee.
– Dan hebt u aan andermans spullen gezeten. Dat mag niet.
– Ik weet het. Ik besef ook dat het fout was. Maar evengoed wil ik aangifte doen van mishandeling.
Gelukkig zat er een agente bij die de aangifte wou opnemen. Toen bleek dat mijn agressor zelf (nog) geen aangifte had gedaan. De politieagente keek naar mijn blauwe plek op het scheenbeen, luisterde naar mijn verhaal en zei: 'Mishandeling + getuige: u kunt aangifte doen en dan wordt zij vervolgd.' Samen kozen wij voor een mutatie, zodat als de vrouw aangifte zou doen, dienstdoende agent mijn versie van de feiten onder ogen zou krijgen, en door zou vragen. Mocht het zover komen, dan kon de mutatie omgezet worden in een aangifte. Het deed me goed om met die agente te praten, zij was ongekend lief. Maar uren later was ik er nog kapot van. Mijn been deed steeds meer zeer naarmate de adrenaline weg ebde.
Vandaag was de fysieke pijn goed te doen. De emotionele daarentegen...
.