Vrijdag, stralende ijsdag. “Schaatsen!” mailt vriendin. Met de heerlijke, eenzame, tochten van pakweg 15 jaar geleden in het geheugen snellen wij naar Uitdam. Wie schetste onze verbazing toen bleek dat het ijs zwart van de mensen zag. Het leek alsof iedereen ijsvrij had. Ik durf te wedden dat u op die dag overal in de stad lege balies hebt aangetroffen op uw gang naar winkels en/of instanties. Want iedereen was hier, in Uitdam, op het bevroren water.
De Waterland-Oost tocht was bezig. Of zo iets.
“Nou dan halen we toch een startbewijs?” Blijmoedig binden we de ijzers onder en vangen wij de 25 km (kleinst mogelijke) afstand aan, iets dat we eens volbrachten. Na 200 meter geef ik het op: het lijkt wel de Jaap Edenbaan. Om de haverklap scheren de snelheidsduivels om je heen. Het geklap van hun schaatsen kondigt hun komst aan, en, ondanks de royale breedte van de geveegde vaart, gaan ze niet hogerop, nee, telkens duwen ze je de rietkraag in. Ik roep vriendin, die onverstoorbaar vooruit schaatst: “Dit is niet de bedoeling. Ik was toe aan een dagje rust, en nu zitten we diep in de testosteron.”
Ze beaamt. We keren. De helikopter van AT5 cirkelt boven ons. Terwijl we voort ploeteren om zonder kleerscheuren de tegemoetkomende kudde over ons heen te laten gaan zie ik de ondertiteling voor me: “Twee deelnemers hebben de richting van de race niet begrepen.” Een vrouw vraagt ons wat we aan het doen zijn. Vriendin vraagt of zij een rustige schaatsplek kent. De vrouw is het niet eens met hoe we de drukte ervaren: “Het is juist heerlijk dat zoveel mensen op precies hetzelfde moment beslissen samen iets te gaan doen?” Ik antwoord dat ik het hier Spaans benauwd van krijg, dat ik het gevoel heb dat Nederland echt te vol is, dat ik gevangen ben en dat ik stik. Dat het me terug laat verlangen naar de leegte van de bergen van mijn jeugd. Ik hoor haar iets akeligs denken.
We rukken ons los van haar zuigende werking en storten ons weer in de meute, tegen de stroom in. Een tegenligger roept tegen haar schaatsbuddy: “Je komt hier toch voor de sfeer?” De. Sfeer. De sfeer van zo hard mogelijk van A naar B gaan, zonder stil te staan bij de pracht van de omgeving. De sfeer van “opzij jij, met je slakkentempo.” De sfeer van duizenden fanaten met luid klappende en messcherpe attributen onder de voeten, die met ijzingwekkende snelheid op je afkomen. Die sfeer. Ik weet niet hoe jullie dat zien, maar voor mij is het woord sfeer in een klap zijn betekenis kwijt. Gedevalueerd. Ontsfeerd. We mogen van nu af aan zeggen: “We gaan naar de woonboulevard voor de sfeer.” of “We zijn op bezoek geweest bij oom Cor die in de nor zit. Wat een sfeer daar.” en zelfs: “Gisteren tante Truus begraven. Een sfeertje mensen!” Sfeer is niet meer. RIP.
De Waterland-Oost tocht was bezig. Of zo iets.
“Nou dan halen we toch een startbewijs?” Blijmoedig binden we de ijzers onder en vangen wij de 25 km (kleinst mogelijke) afstand aan, iets dat we eens volbrachten. Na 200 meter geef ik het op: het lijkt wel de Jaap Edenbaan. Om de haverklap scheren de snelheidsduivels om je heen. Het geklap van hun schaatsen kondigt hun komst aan, en, ondanks de royale breedte van de geveegde vaart, gaan ze niet hogerop, nee, telkens duwen ze je de rietkraag in. Ik roep vriendin, die onverstoorbaar vooruit schaatst: “Dit is niet de bedoeling. Ik was toe aan een dagje rust, en nu zitten we diep in de testosteron.”
Ze beaamt. We keren. De helikopter van AT5 cirkelt boven ons. Terwijl we voort ploeteren om zonder kleerscheuren de tegemoetkomende kudde over ons heen te laten gaan zie ik de ondertiteling voor me: “Twee deelnemers hebben de richting van de race niet begrepen.” Een vrouw vraagt ons wat we aan het doen zijn. Vriendin vraagt of zij een rustige schaatsplek kent. De vrouw is het niet eens met hoe we de drukte ervaren: “Het is juist heerlijk dat zoveel mensen op precies hetzelfde moment beslissen samen iets te gaan doen?” Ik antwoord dat ik het hier Spaans benauwd van krijg, dat ik het gevoel heb dat Nederland echt te vol is, dat ik gevangen ben en dat ik stik. Dat het me terug laat verlangen naar de leegte van de bergen van mijn jeugd. Ik hoor haar iets akeligs denken.
We rukken ons los van haar zuigende werking en storten ons weer in de meute, tegen de stroom in. Een tegenligger roept tegen haar schaatsbuddy: “Je komt hier toch voor de sfeer?” De. Sfeer. De sfeer van zo hard mogelijk van A naar B gaan, zonder stil te staan bij de pracht van de omgeving. De sfeer van “opzij jij, met je slakkentempo.” De sfeer van duizenden fanaten met luid klappende en messcherpe attributen onder de voeten, die met ijzingwekkende snelheid op je afkomen. Die sfeer. Ik weet niet hoe jullie dat zien, maar voor mij is het woord sfeer in een klap zijn betekenis kwijt. Gedevalueerd. Ontsfeerd. We mogen van nu af aan zeggen: “We gaan naar de woonboulevard voor de sfeer.” of “We zijn op bezoek geweest bij oom Cor die in de nor zit. Wat een sfeer daar.” en zelfs: “Gisteren tante Truus begraven. Een sfeertje mensen!” Sfeer is niet meer. RIP.