img: Paul Schaaps
Op facebook werd uitgebreid getamtamt
voor de expo van Arturo Vega in Bacardi op de Oudezijds
Voorburgwal. Ik had nooit van Arturo Vega gehoord, maar naar
de genodigdenlijst te oordelen, was dat duidelijk een misser van
mij. Tout underground Amsterdam zou er zijn. Althans: tout
underground Amsterdam van de jaren '80, of wat ervan over is.
Arturo Vega bleek de vaste
hoezenontwerper van de Ramones te zijn, een rockband uit mijn jeugd.
Ik heb nooit een plaat van ze bezeten, maar die tekenstijl wist ik me
wel helder voor de geest te halen: menig coole gast uit mijn jeugd
droeg een zwart t-shirt met, wat nu blijkt, de ontwerpen van Arturo
Vega erop.
Dus wou ik naar de opening toe. Helaas
was er tegelijkertijd een special voor wijlen mijn vriendin Fifi
l'Amour, dus besloot ik enkel naar de afterparty van die opening te
gaan. In Ludwig, Reguliersdwarsstraat. In geen 25 jaar was ik in de
Reguliersdwars geweest. Destijds had je er de Richter, van Jan
Lenferink. Verder was het omo's wat de klok sloeg, dus niet dé
straat waar ik bij voorbaat te vinden was, 's avonds. Maar nu:
verhipt, verleukt, verjongt, verbuitenlandst.
Als ik Ludwig binnen stap is de
afterparty al over, zie ik meteen. Arturo en zijn groupies zitten bij
elkaar op het pluche, schrijver Martijn Haas hangt aan de bar, maar
de rest – jongelui in onberispelijke kledij – hoort er niet bij.
Dichter Paul Schaaps introduceert mij aan Arturo. Hij zegt uit New
York te zijn. Ik had gezworen L.A.
'Ik ben Mexicaan' zegt hij dan. 'Uit
Chihuahua'.
Uit Chihuahua. Werkelijk. Ik barst in
lachen uit. Maar hij maakt geen grapje. Chihuahua bestaat. Ter bewijs
heeft hij een tweede Chihuahuaan meegenomen. Die staat er toch echt
bij. Arturo is een week in Amsterdam. Hij heeft veel op de bonnefooi
gewandeld. Hij houdt ervan om te dwalen: zo komt hij 'echte' mensen
tegen.
Houten lambrisering, zwarte
lak, opgefokte kunst aan de muur, een overmaat aan verschillende
flessen naast elkaar opgesteld op tafelhoogte, zoals wel vaker het
geval is tegenwoordig. Achter de bar staat de poepiejonge DJ (zwarte
pak aan, witte hemd, stropdas) te headbangen. Zijn lange blonde
lokken vliegen in het rond. Hij heeft een knap gezicht dat constant
op glimlachen staat, wat contrasteert met de loeiharde punkmuziek die
hij draait – iets dat waarschijnlijk alleen ik opmerk, omdat ik
punkert was in de ouwe tijd, wanneer punkers niet vrolijk mochten
zijn (je zou even vergeten dat er kruisraketten bestonden alsmede
malafide wereldheersers en dat het
hele zooitje toch naar de gallemiezen ging). Ik begin te dansen, op
die punkmuziek. Spoedig volgen meisjes en jongens en staat het
gangpad binnen de kortste keren vol met swingend volk. Wat mij
opvalt, wederom als oude punkert, is de gemoedelijkheid. In de ouwe
tijd was dansen op punkmuziek iets ruws: áls we dat deden (meestal
hingen we liever lamlendig met een fles bier in de hand) dan pogoden
wij en botsten wij tegen elkaar. Nu is het lief. Een golf van
mededogen overspoelt mij: wat is deze nieuwe generatie leuk. Ze zien
er (te) straight uit, maar wat zijn ze toch ontspannen, en wat weten
ze toch lol te hebben. De muziekstijl verandert, maar iedereen blijft
dansen, uren achtereen. Zelfs de tweede DJ, DJ Mulat (Ronald Linger
op facebook) stapt af vanachter zijn draaitafel om met ons te
heupwiegen. Als ik vroeg in de ochtend naar huis fiets realiseer ik
me: we hadden geen afterparty maar een party. Een echte party. Met
wildvreemden, gewoon in een café met DJ.
Op Rapenburg zie ik een tractor naast
de gracht staan. Het is die van Will, een oude knar die op een
kabouter lijkt en zich uitsluitend per trekker verplaatst. Hij is
vast bij de Scharrebier. Ik fiets verder richting mijn stulpje:
Amsterdam heeft zich weer eens van haar mooie kant laten zien
vannacht.
Op AT5.nl gepubliceerd.
Comments
Post a Comment