Joost Zwagerman stapte op
zijn fiets richting het bruggetje dat de Westergasfabriek van de
Haarlemmerweg scheidt. En die boomlange slungel die de hoek van de
Bakkerswinkel om liep, was dat Renske de Greef? Geen twijfel
mogelijk: ik was op de goede weg naar Manuscripta, de jaarlijkse
parade van de Nederlandstalige uitgeverijen.
Een flink stuk van het
Westergasterrein was daardoor in beslag genomen. Er was buiten en er
was binnen. Buiten was er een podium voor de acts, een paar tenten
waar, geloof ik, verhalen werden voorgelezen en drie imposante houten
fietsen voor de bezoekers om te proberen. Ze bleken lekker te
fietsen. Golfautootjes bestuurd door corpsachtige wezens reden af en
aan.
Op het podium legde uit
Ewoud Kieft, die zelf een gitaar om had, dat 'ze' de basgitaar thuis
waren vergeten. Waarop de organisatie voorstelde een contrabas te
gebruiken, die nu werkeloos zijn beurt afwachtte. Het voorstel viel
op de grond in een pijnlijk 'you must be
joking'-moment, waarna Ewoud in zijn eentje
zijn ding op het podium deed. 'Marc Chabot is absent' melde het
infobord voor de kassa, voor het geval we toch maar besloten om
rechtsomkeert te maken. Wat we niet deden, braaf als we zijn. We
betaalden gewoon de 12,50 euro per persoon entreegeld, kregen een
geel bandje om onze pols en begaven ons in de sacrale wereld van de
Nederlandse boekenmakers.
Het was er druk en
lawaaiig. Een versterkte marktkoopmanstem probeerde boven het
oorverdovende geroezemoes uit te torenen met belangrijke mededelingen
van huishoudelijke aard. Niets van te verstaan. Je kon niet zeggen
dat het publiek blaakte van originaliteit, verrassend genoeg. Waren
schrijvers zulke grijze muizen of was de provincie voor dit evenement
leeggelopen? Op de Amsterdamse straten was het zaterdag juist extra
feestelijk, met de inwijding van de nieuwe lichting studenten die elk
jaar gepaard gaat met bizar uitgedoste lui, of waren dat allemaal
bezoekers van het Erwin Olaf-, pardon, het Valtifest? Hoe dan ook,
hier stond ik, te midden van rijen kramen van alle mogelijke
uitgeverijen. Querido, de Harmonie, de Geus, Van Gennep, Nigh en van
Ditmar, de Bezige Bij... u kent ze wel. Ik stopte bij elke kraam en
stelde een paar basisvragen, in de hoop een gesprek te ontlokken. Ik
moest het uit hun tenen trekken. Een minderheid gaf gedwee een
opsomming van feiten als antwoord, anderen zagen me liever gaan dan
komen. Bij Prometheus/Bert Bakker zaten twee tuttebellen mij aan te
staren met lege, opgemaakte ogen terwijl ik tot drie keer toe mijn,
toch niet ongebruikelijke, vraag stelde:
- Wat zijn jullie fondsen?
- ...
- Wat zijn jullie fondsen?
- ...
- Jullie fondsen? Jullie
gebied?
- ...?
- Wat geven geven jullie
uit?
Ik verwachtte dat ze
'Boeken' zouden zeggen. Maar ze antwoordden:
- Alles!
Ze keken elkaar met
ongeloof aan en schudden het hoofd. Mij vonden ze gek, zoveel was
duidelijk. Terwijl ik verder liep (ik moest tenslotte dertig van
zulke kramen inventariseren), staarden ze mij allebei na. Ze deden me
denken aan vissen in een kom. Ik kende deze twee ergens van. Ooit had
ik zo'n combinatie van uiter;ijke schoonheid, domheid en
onbarmhartigheid aanschouwd op een plek die mij zodanig verraste dat
ik het onthouden had; althans, voor zover het de domheid betreft.
Maar waar? De redactie van Jackie Magazine! In de documentaire
'Beperkt Houdbaar' van Sunny Bergman! Mijn God wat lieten ze zich
daar kennen als oppervlakkige, machtsbeluste en geldzuchtige
leeghoofden. Maar hoe kwamen ze opeens hier? Bij Prometheus of
all places? Een gerenommeerde boekenfabriek.
Wie heeft daar het briljante idee gehad om dat tweetal als
publieksvoorlichter aan te stellen op zo'n PR-belangrijke dag? Of
zijn ze daar nu soms de BAAS? Je wist het maar nooit tegenwoordig, ik
heb wel gekker meegemaakt. Mijn hoofd tolde van zoveel ingrijpende
maatschappijgevoelige vragen. Ik had er genoeg van, ik wou weg.
'Heee Oud Zeikwijf!' klonk
er.
De redding. Dat was Anton
Dautzenberg, schrijver en collega Kutbinnenlanders,
die op tournee was voor de lancering van zijn laatste roman 'Extra
Tijd'. Hij had net opgetreden en ging signeren. Vorig keer dat ik hem
dat zag doen maakte hij er een kunstwerk van: hij had zijn neefje
meegenomen dat een zak gras uit het Roda stadion mee torste. In elk
boek plakte het jochie een plukje gras, waarna de Grote Man zijn
paraaf aanbracht. Het boek gaat er over, over Roda J.C., over de
vader van Anton die dood gaat aan kanker, over de grote liefde van
die man voor Roda J.C., over hoe Anton met die twee zaken om ging. Ik
vond het boek mooi en ingrijpend, en had er nog wel even over willen
kletsen, maar hij moest signeren en ik mijn column afmaken, dus liep
ik door.
Ik liet de talkshows met
schrijvers op de verschillende podia voor wat ze bleken te zijn
(saaie herhalingen van eerder gedrukte interviews), onderdrukte mijn
vluchtinstinct en koerste naar de Gashouder. Buiten stonden twee
langharige poëten theatraal te dichten op achtergrondmuziek van,
jawel, contrabas. Tot mijn grote verbazing was het in de Gashouder
een stuk aangenamer. Misschien omdat daar de mindere goden zichzelf
ten toon stelden: kook- reis- en kinderboeken, en kleine of nieuwe
uitgeverijen. Weinig volk, gedempte stemmen, pluche stoelen. Ik
raakte ogenblikkelijk aan de praat met Wieneke 't Hoen, uitgever bij
Bas Lubberhuizen, die gespecialiseerd is in boeken over Amsterdam.
Haar nieuwste aanbeveling betrof een boek van Bregje Lampe, over de
leukste winkels in Amsterdam 'Een knopenwinkel, haar kapper... En dan
voornamelijk buiten de gebaande paden!'. Zij straalde. Ik keek haar
aan: wist ze wel wat voor een verademing ze was na de plichtmatigheid
van de Zuiveringshal? Opgemonterd liep ik verder. Meteen was het weer
raak: uitgever Sander Knol van de nieuwste uitgeverij Xander (pas
sinds april j.l.) , sprak mij spontaan aan en we raakten verwikkeld
in een discussie over overlevingsstrategieën in een dalende,
verzadigde markt ('Wat een boek nodig heeft is mijn energie, en dan
komen ze daar', 'Ik wil terug naar ambacht en aandacht'), de
schoonheid van het voor jezelf starten (voorheen was hij directeur
van Meulenhoff), zijn smaak (hij is kieskeurig, want 'Er zijn veel
overbodige boeken'), mijn werk, afijn, het soort dingen dat je wilt
horen, als je al uren op pad bent, je suf verveelt en eigenlijk al
lang thuis had willen zijn.
Op mijn weg naar buiten,
tussen uitgeverij 'Eenvoudig communiceren' en de 'Bookazines' (sic)
van Libelle, trof ik nog zo'n beginnende uitgeverij met een breed
fonds: Marmer. Ook hij was enthousiast over zijn vak. Die passie heb
ik in de Zuiveringshal bij geen enkele van de gevestigde uitgeverijen
bespeurd. Na die dag in Manuscripta zit me iets dwars: uitgerekend de
uitgevers die (zeggen) in nood (te) verkeren blonken zaterdag uit in
klantonvriendelijkheid en gemakzucht. Niemand was bereid om een
gesprek met mij te voeren. Zij leken wel op de automatische piloot.
Dat laatste schijnt een teken te zijn dat de hersenverbindingen
tussen hun premotor cortex
en posterieure putamen
te sterk zijn. Ik raad de dames en heren uitgevers dan ook aan om
volgend jaar een selectie te maken uit personeel dat over een goede
verbinding tussen de ventromediale prefrontale
cortex en de nucleus
caudatus beschikt. Dat zijn de mensen die in
staat zijn om origineel met onverwachte situaties om te gaan. Zoals
wanneer hun de vraag wordt gesteld: 'Wat zijn jullie fondsen?'
Op AT5.nl gepubliceerd.
Comments
Post a Comment