Ik kijk naar een stoet die een kist wegbrengt naar de begraafplaats.
Opeens hoort mijn linkeroor: "Is dat een trouwstoet?". Een
voorbijganger staat achter mij. "Euh, nee" antwoord ik serieus "het is
een rouwstoet." Ik kijk naar hem: een man in de 50, halflang niet al
te gewassen haar, een best wel intelligente blik in de ogen. Zou
zomaar een patiënt van de nabij gelegen Mentrum kliniek kunnen zijn.
"Ik stond net voor het groene licht" sprak hij verder. "Het groene
licht, hé. Toen zei een politieman: 'Waar wacht je op?' en ik zei: 'Op
een hete vrouw met een kort rokje'"
('En? Moest ie lachen?'
'Ja'
'Tof man.')
Opeens hoort mijn linkeroor: "Is dat een trouwstoet?". Een
voorbijganger staat achter mij. "Euh, nee" antwoord ik serieus "het is
een rouwstoet." Ik kijk naar hem: een man in de 50, halflang niet al
te gewassen haar, een best wel intelligente blik in de ogen. Zou
zomaar een patiënt van de nabij gelegen Mentrum kliniek kunnen zijn.
"Ik stond net voor het groene licht" sprak hij verder. "Het groene
licht, hé. Toen zei een politieman: 'Waar wacht je op?' en ik zei: 'Op
een hete vrouw met een kort rokje'"
('En? Moest ie lachen?'
'Ja'
'Tof man.')
Comments
Post a Comment