Mijn zoon werd 15, een magisch getal.
Hij sproot uit de argeloze kinderjaren door de weeïge
baarmoederhals van de puberteit. Zijn kop stak al uit, hij kon een glimp van de volwassenheid vangen,
zijn benen nog vast in de uterale warmte.
We gingen uit eten. Zijn zus, zijn vader, één van zijn beste vrienden, zijn oma en ik. Zijn oudste broer
bevond zich op dat moment vermoedelijk in de oerbossen van de Amazone – zeker wisten we het niet,
al een half jaar niet.
Aan het einde van een bacchanaal van lijken van zeebeesten op bolletjes rijst moest ik plassen. De
WC's bevonden zich aan de donkere kant van het etablissement. Terug was door een absurd lange gang, dwars door verschillende eetzalen, in de grond verzonken tussen hogere niveau's waar de tafels zich
bevonden. De wanden, die tot mijn middel reikten, waren gelambriseerd met mahonie. Het restaurant
was een tiental jaren oud, niet meer, maar het pand aan het Spui stond er in de middeleeuwen, daar kon
je gif op innemen. Iets van die oude tijd, een vleugje historie, een herinnering, een geest, moet de
eeuwen hebben overbrugd, want een vreemd gevoel nam bezit van mij.
Bij elke stap dook ik terug in de tijd.
Halverwege de gang was ik twintig. In de verte zat nog steeds mijn gezin. Ik zag ze door mijn twintigjarige ogen. Ik was net uit Tokio aangeland en stond met vraagtekens op mijn hele wezen aan het begin van een roerig leven waar ik nog niets van wist. Dat troepje daar aan de ronde tafel aan het raam, dat stond niet in mijn dromen. Ze waren te mooi. Te lief. 'Ze zijn van mij' zei ik tegen mijn twintigjarige zelf. En ze was tot tranen geroerd.
Nog een stap, en nog één. Ik was 15, de leeftijd van mijn zoon. Ik keek steeds naar ze. 'WAOW! TE
GEK!' riep mijn 15-jarige zelf en ze maakte sprongetjes van enthousiasme. Toen ik de tafel bereikte
was ik veranderd.
Het is maanden geleden maar dat gevoel ging niet meer weg. Nog steeds ben ik vervuld door wat mijn
jonge zelf in mijn toekomst zag. Je kan zeggen dat ik tot dan nooit echt, diep gelukkig ben geweest.
baarmoederhals van de puberteit. Zijn kop stak al uit, hij kon een glimp van de volwassenheid vangen,
zijn benen nog vast in de uterale warmte.
We gingen uit eten. Zijn zus, zijn vader, één van zijn beste vrienden, zijn oma en ik. Zijn oudste broer
bevond zich op dat moment vermoedelijk in de oerbossen van de Amazone – zeker wisten we het niet,
al een half jaar niet.
Aan het einde van een bacchanaal van lijken van zeebeesten op bolletjes rijst moest ik plassen. De
WC's bevonden zich aan de donkere kant van het etablissement. Terug was door een absurd lange gang, dwars door verschillende eetzalen, in de grond verzonken tussen hogere niveau's waar de tafels zich
bevonden. De wanden, die tot mijn middel reikten, waren gelambriseerd met mahonie. Het restaurant
was een tiental jaren oud, niet meer, maar het pand aan het Spui stond er in de middeleeuwen, daar kon
je gif op innemen. Iets van die oude tijd, een vleugje historie, een herinnering, een geest, moet de
eeuwen hebben overbrugd, want een vreemd gevoel nam bezit van mij.
Bij elke stap dook ik terug in de tijd.
Halverwege de gang was ik twintig. In de verte zat nog steeds mijn gezin. Ik zag ze door mijn twintigjarige ogen. Ik was net uit Tokio aangeland en stond met vraagtekens op mijn hele wezen aan het begin van een roerig leven waar ik nog niets van wist. Dat troepje daar aan de ronde tafel aan het raam, dat stond niet in mijn dromen. Ze waren te mooi. Te lief. 'Ze zijn van mij' zei ik tegen mijn twintigjarige zelf. En ze was tot tranen geroerd.
Nog een stap, en nog één. Ik was 15, de leeftijd van mijn zoon. Ik keek steeds naar ze. 'WAOW! TE
GEK!' riep mijn 15-jarige zelf en ze maakte sprongetjes van enthousiasme. Toen ik de tafel bereikte
was ik veranderd.
Het is maanden geleden maar dat gevoel ging niet meer weg. Nog steeds ben ik vervuld door wat mijn
jonge zelf in mijn toekomst zag. Je kan zeggen dat ik tot dan nooit echt, diep gelukkig ben geweest.
De Adeldude zei later tegen me: Ooit een artikel gelezen over de aardstralen en poltergeist (plaaggeest klinkt al veel onschuldiger) die in dit Helios geheten pand gezeten zouden hebben, waar voorheen ook Maison Ledeboer, Formosa en Madame Tussaud’s gevestigd waren. http://www.verhalenbank.nl/items/show/39329"
Comments
Post a Comment