Ik zou trouwen met de kleinzoon van
Albert Helman, de Surinaamse schrijver. Dat deden wij in het toen
fonkelnieuwe kantoor van het eveneens fonkelnieuwe Stadsdeel Zeeburg.
Zeeburg was nog niet gebouwd. Bijna alle oude loodsen waren tegen de
zanderige vlakte. Een grote woestijn was het, overal op het zand
ijzeren platen voor de voertuigen, en daartussen eenzaam uit die
vlakte verrijzend, het fonkelnieuwe stadsdeelkantoor. Nog geen
bewoner te zien, maar de nieuwe regenten wisten: eerst een
stadsdeelkantoor. Stadsdeel Zeeburg was fonkelnieuw, het stadsdeel
tout-court ook: voordien hadden wij nooit van stadsdelen gehoord. Het
was ook erg wennen, onze Mokum zomaar opgedeeld en de brokjes voor de
hongerige ambtelijke leeuwen gegooid.
Jaren later beseften de echte regenten
van de stad hun fout, maar goed is het nooit meer gekomen.
Daar fietsten wij gevijven naar toe, de
getuigen, de Blauwbilgorgel, de kleinzoon van Albert Helman en ik, op
een heldere dag ergens in het soms niet al te natte seizoen dat in
dat pre-opwarming tijdperk voor zomer doorging. De fonkelnieuwe zaal
die wij voor de plechtigheid toegewezen hadden gekregen was verder
leeg. Een suppoost in uniform bij de deur, onze trouwambtenaar achter
iets dat deed denken aan de formicatafels van mijn kindertijd, dat
was het. Het leek verder alsof nooit en te nimmer iemand hier kwam
trouwen. Alsof nooit en te nimmer iemand hier iets kwam doen.
Het huwelijk was een spoedklusje. Ik
had een baan voor 2 jaar in Tokyo gekregen en Japan op
immigratiegebied zijnde zoals het is, de enige manier om de kleinzoon
van Albert Helman mee te krijgen, was trouwen. Werd mij gezegd door
mijn toekomstige bazin. Omdat ik in het verleden aan den lijve
ondervonden had hoe extreem waar dat was, dat van de
immigratietoestand in Japan, haar uitspraak checken deden wij niet,
doch we gaven ons stante pede op voor legalisatie van de verbintenis.
Waarom Zeeburg? Wij woonden allebei in het centrum, dus why
o why, ik heb werkelijk geen idee meer. Was het het
surrealistische, het komische of het dramatische van dat eenzaam
gebouw te midden van een zee van zand? Feit is dat wij naar dat
fonkelnieuwe, lelijke geval fietsten, op een niet al te natte dag,
met de twee getuigen en de Blauwbilgorgel.
De twee getuigen waren mijn oudste
vriend de Adeldude en zijn geliefde, het nichtje van de vader van de
Blauwbilgorgel (volgt u het nog?). Ik ben in totaal 3 keer getrouwd
moet u weten, de kleinzoon van Albert Helman was de 2de, en de
Blauwbilgorgel heb ik tussen 1 en 2 met de oom van de geliefde van de
Adeldude gekregen, een 35 jaar oudere man met wie ik juist niet
getrouwd was. Wat de één een grillige liefdesgeschiedenis, en de
ander plenty materiaal voor schrijfsels noemt.
Onlangs - we waren al jaren gescheiden
- sprak de kleinzoon van Albert Helman de historische woorden:
“Tussen ons was het alleen maar
seks.”
Wat niet helemaal de lading dekte (we
pasten verdomd goed bij elkaar, qua interesses en manier van leven),
maar ook weer niet gespeend is van elke waarachtigheid. Ik heb nu
eenmaal een voorliefde voor dikke penissen en onstilbare libido's, en
waar kun je hiervoor beter zijn dan bij de Surinamers? Bij hun
vernederlandste nakomelingen.
Ik had het voor elkaar.
Helaas, idioot als ik meestal ben,
moest ook hij het op een gegeven moment ontgelden. Ik kroop nadien
gedurende dik 2 jaar van spijt terug, maar hij was onvermurwbaar.
Never nooit meer. Dat hij op dat moment een fabuleus mooie griet uit
de Hoogstraat datete, lang, dun, blond, brainy and
witty, didn't help my case neither. Toen
zij hem eenmaal aan de kant had geschoven en hij op een avond rond
Kerst met een fles Veuve Cliquot op zijn mening terugkwam, was het
kwade al geschied: ik was diezelfde dag het bed ingedoken met
Mijnheer Oud Zeikwijf, een gezamenlijke vriend van de Adeldude en van
de kleinzoon van Albert Helman, en, zoals jullie weten, was dat voor
een keer geen one night stand, al was het maar omdat ik terstond
zwanger raakte van nr2, en Mijnheer Oudzeikwijf mij van de
weeromstuit ten huwelijk vroeg. Die Veuve Cliquot heb ik met Mijnheer
Oud Zeikwijf gedronken - het smaakte naar iets waar je niet van weet
of het maar net door de beugel kan of niet.
Terug naar ons fonkelnieuwe
Stadsdeelkantoor Zeeburg. Daar wachtte dus de trouwambtenaar. Een, je
raadt het niet, Surinamer. Die van oor tot oor glom van geluk. We
waren jong en dus egocentrisch dus dat was voor ons geen vraag
verder, waarom hij zo glom van geluk. Hij begon aan zijn speech. Met
emfase en genoegen vertelde hij hoezeer hij vereerd was om de
kleinzoon van de beroemste gouverneur van Suriname te gast te hebben.
Wij waren elkaar aan het aankijken (gouverneur? Was Lou Lichtveld
a.k.a. Albert Helman gouverneur geweest? Een heleboel wel, ook in de
politiek, maar gouverneur?) toen de clou viel: hij had het over de
betovergrootopa van de Adeldude! Die bleek gouverneur in Suriname te
zijn geweest, iets wat werkelijk niemand van ons wist, behalve de
Adeldude zelf, maar die was van de slag: kort je adellijke naam maar
lekker af tot iets burgerlijks, dan doe je gek genoeg, van hem
mochten we dus op dat vlak van alles verwachten.
Ondertussen was de Blauwbilgorgel
ongestoord heen en weer langs de kamerbrede lamellen aan het rennen
RETS RETS RETS RETS RETS.
Na een half uur de loftrompet over de
betovergrootopa van de Adeldude te hebben gestoken zei de ambtenaar:
Ik ben hier om het huwelijk van de kleinzoon van Lou Lichtveld a.k.a.
Albert Helman te sluiten. Lou Lichtveld is ook een bekende Surinamer,
enzovoorts en zoverder en nu, mevrouw Oud Zeikwijf, verklaart U de
kleinzoon van Albert Helman aan te nemen tot u wettige echtgenoot?
Nee.
De zin was me vergaan. Of ik wilde eens
kijken wat er gebeurde als je nee zei bij een huwelijk, dat kan ook.
Wat gebeurde was dat de trouwambtenaar als door de bliksem geslagen
stokstijf bleef staan, niet meer wetend wat te doen. De suppoost, die
tot dan toe bij de deur was gebleven om te zorgen dat niemand de zaal
verliet voordat dat varkentje gewassen was, liep op mij af en zei:
dat kunt u niet maken. De ambtenaar hervatte: NEE! Dat kunt u toch
niet menen! Heroverweeg aub! Kijk, het is zo'n leuke man! En hij is
DE KLEINZOON VAN ALBERT HELMAN!
Nou... okee dan.
Een trouwambtenaar die het
huwelijkskandidaat dwingt overhaalt, ik geloof niet
dat je dat heel vaak meemaakt. Een zucht van opluchting ging door de
zaal waarna de ambtenaar ons zo snel mogelijk in de echt bond, wij
geen ringen uitwisselden want allebei als kerkratten zo arm, en we in
onze verse burgerlijke staat het fonkelnieuwe en immer lege
trouwparadijs Zeeburg verlieten, op weg naar Japan waar de kleinzoon
van Albert Helman gewoon in bleek te mogen, precies zoals mijn bazin
had voorspeld.
Aangestoken door het enthousiasme en de
vertelkunst van onze trouwambtenaar besloten de Adeldude en zijn Frau
zich een tijdje daarna ook door hem te laten huwen. Wie schetste hun
verbazing toen de ambtenaar op de gezegende dag helegaar geen mooie
speech afstak, maar heel knorrig in een boosaardige rant
tegen wie weet wat explodeerde. Het waarom van deze ontwikkeling
hebben wij nooit kunnen achterhalen, en is als een roodgloeiend
vraagteken blijven knipperen in ons groupsgeheugen.
Comments
Post a Comment