Mijn overbuurvrouw en ik zijn
tientallen jaren geleden tegelijk aan het waterplein komen wonen.
Allebei als jonge immigranten, zij uit Anatolië, raad ik aan de uitbundig bedrukte nepzijden hoofddoek, op zn Turks geknoopt, die ze afwijkend genoeg ook binnenshuis draagt als ze
alleen is, wat ze meestal is. Ze heeft een man geloof ik, maar die
zie je nooit op het balkon. Haar wel. Driekwart van haar dag bestaat
uit het in de buitenlucht kloppen van het huistextiel: tapijten,
dekens, doeken, alles wordt dagelijks gelucht, weer of geen weer. Zij
is van verre de ijverigste van alle bewoners rondom het waterplein.
Soms zie ik enkel haar onderarm die een
stofdoek uitschudt uit het zijraam steken aan de straatkant.
Het moet een stofvrij paradijs van
blinkende smetteloosheid zijn bij haar binnen.
Een jaar of 10 geleden kwam haar man
elke avond op het balkon hele pide's naar de eenden en meeuwen
te gooien, die zich voor dat doel in groten getale op de gracht
hadden verzameld. Na een tijdje is hij daarmee gestopt. Misschien
werd hij te oud. Sindsdien heb ik hem nooit meer gezien. Hij is niet
dood. Ik zag hem een paar maanden geleden nog eens. Hij kan
natuurlijk in de tussentijd dood zijn gegaan, gods wegen zo
ondoorgrondelijk zijnde als ze zijn.
De flat aan de overkant is er één der
iconische Jan Schaefer-bouw. Heil Jan
Schaefer! Want in zijn in-gelul-kan-je-niet-wonen-huizen
is het inderdaad fijn toeven voor het arme volk voor wie al die
sociale woningbouw bedoeld was. Ongekende luxe. Elke woning zijn
eigen balkon! Gewilde plekken in de hoofdstad! Royale kamers! Badend
in het licht! Kom daar maar eens om in een bouwwereld gerund door
mens-allergische architecten, waar het aanzicht prevaleert boven
woonplezier laat staan -gemak.
Ik ken heel mijn overbuurvrouws
garderobe, en die van haar man. Ik heb al haar dekens gezien: van
die gewatteerde spreien van nylon met felle opdrukken van grote
bloemen (de Turkse stijl met brocaat-achtige patronen is - helaas -
verleden tijd).
Op haar balkon pronkt de enige
overgebleven schotel van het Jan Schaefferblok, waar het er in de jaren
80 van stikte: de gentrificatie heeft natuurlijk hier toegeslagen,
hoe zou het anders, het is hier nog wel Mokumcentrum hè. De
armoedzaaiers werden verdreven, de sociale woningen voor een
habbekrats verpatst aan rijke jongelingen zoals Jonathan. Niemand
meer die zijn textiel op het balkon lucht. Niemand meer die zijn
hoofd hult in een hoofddoek op zn Turks geknoopt.
Vorige zomer verschenen opeens 2 koters
op haar balkon. Ze was oma. Ze moet tussen al dat kloppen door
kinderen hebben zien op te voeden. Die kinderen heeft ze al die jaren
verborgen gehouden.
Vandaag hoorde ik, na 30 jaar, voor het
eerst haar stem. Ze heeft een smartfoon, en een stem. Ik heb ook een
stem, maar geen smartfoon.
Comments
Post a Comment