Warm gemaakt door het verslag
van Sylvia Witteman spoedde ik me zodra ik even kon naar Artis om
de baby-olifant te zien.
De olifanten, een moeder, haar
puberdochter en de baby, hadden een nieuwe tuin gekregen, naast hun
oude, die nu diende als nachtverblijf. De nieuwe tuin was royaal van
opzet: een voor Amsterdam Centrumbegrippen enorme lap grond met een,
jawel, strand aan het water. Waar ze, u leest het goed, mochten
zwemmen.
Heel Amsterdam wachtte met ongeduld op
dat kostbare eerste moment wanneer de olifanten, maar vooral de baby,
in bad zouden gaan. Dat zou gepaard gaan met veel gekletter en
trompetter, een waar spektakel, met een cuteness overload van
heb ik jou daar.
Zo dus ik.
Maar geen olifant te bekennen, al twee
dagen niet. Olifanten waren extreem gevoelig voor stress, had de
verzorger later uitgelegd, ze waren van slag en kwamen hun kamer niet
meer uit. Een fotograaf had post gevat op het paadje naast het water.
Je zag de wortels die hij had geschoten diep in de grond dringen.
Bezoekers liepen langs en voorbij. Het was ook zo koud vandaag,
bedacht ik me. Ik doopte de vinger in hun water: brrrr. Olifanten
gingen vast zwemmen om af te koelen, niet om een verkoudheid op te
lopen. De kans was dus gering.
Ik ging naar binnen. Ja, de pachidermen
stonden daar, zo ver mogelijk van de buitendeur. Baby was nergens te
bespeuren. Één van de dames vertoonde die typische
zenuwtrek van dieren in gevangenschap. Ze schommelde heen en weer, en
elke keer deed ze precies een halve stap op zij, steeds maar weer,
steeds maar weer. Ik kreeg het er benauwd van maar probeerde positief
te denken: misschien deed ze gewoon haar oefeningen? Tevergeefs. Het
bleef zielig.
Terneergeslagen liep ik weer naar mijn
observatiepost net buiten hun tuindeur. Wel 10 volle minuten heb ik
daar gestaan, naar het voorbeeld van die fotograaf, die hier al twee
dagen woonde. Misschien moest ik maar weer naar huis. Opeens kreeg ik
de geest: die olifanten spraken toch gewoon Nederlands? Het woord
'kom' hoorde vast en zeker tot hun repertoire! Als het me lukte om
wildvreemde eenden, zwanen, meerkoeten en straatkatten te roepen,
moest het ook lukken met tamme olifantjes, die toch een factor aan
IQ-punten bezaten. Ik zette mijn allerbeste lokstem aan (hoog
register, elfachtig melodieus, bewezen onweerstaanbaar):
“Kom maar”
“Kom lieve schat, kom.”
Geen reactie.
“Koooooom”
Dik 5 minuten heb ik daar staan roepen.
De bezoekers wierpen mij een bezorgde blik - die was niet goed snik -
alvorens gegeneerd door te lopen naar de giraffen. Ik liet mij niet
van mijn pad afhouden. Ik moest en zou de olifanten naar buiten
lokken, verdomme. Anders moest ik onverrichter zake naar huis gaan,
en een andere keer terugkomen, voordat dat kind de lieftallige fase
uitgegroeid was. Om maar te zwijgen over die €21,- euro's die ik
wéér neer zou moeten tellen. €21,- mag wel niet als een fortuin
klinken, €42 doet dat wel, voor badende olifantjes die ik volop op
de BBC kan
zien.
“Kom, kom naar buiten... Lekker
buiten! Kom maar.” En ik bleef maar lief roepen.
Een slurf.
Ik droomde niet. Daar hing sloompjes
een nieuwsgierige slurf uit de opening. De slurf bleef een poosje
hangen. Zou het daarbij blijven? Nee, de slurf trok het hoofd naar
buiten, een grote poot, een lijf. De grote zus! De grote zus was
buiten! Ik bleef haar aanmoederen: “Doe maar, kom, o wat ben je
mooi! Ja, kom maar. Niet bang zijn, kom maar...” Ze maakte een
rondje en liep weer naar binnen.
Wéér riep ik. En wéér kwam ze.
Dronken van succes verdubbelde ik mijn
inspanningen. EN JA HOOR! Haar moeder kwam ook maar te voorschijn, en
in haar imposante kielzog het goddelijkste wezentje op aarde.
“Ik zag dat” zei een man die opeens
naast me was komen staan, en ik voelde me gloeien van trots. Dat kon
ik mooi aan het lijstje Geweldige-dingen-die-ik-ooit-heb-gedaan
toevoegen, naast “Mijn historische straat van de sloop redden”,
“Mijn straat autovrij laten maken” en “Een kind op een
zelfgeknoopt drijvend eiland werpen.” Ik wilde highfiven met die
man maar hij wist niet wat het was en gaf me een hand - gelukkig was
er verder niemand. Wat al snel veranderde, want de langslopers bleven
nu wel staan, en de olifanten ook. De oppasser kwam aanstormen met
een emmer wortels. Daar wachtte hij al 2 dagen op, verklaarde hij.
Nu konden wij het gezinnetje goed
bekijken. De moeder had ingevallen wangen waar de slagtanden hadden
moeten zitten, tenminste, volgens het beeld dat ik van een olifant
had. Ik begon me al zorgen te maken dat ze ze uitgetrokken hadden,
zoals men de snavel, staart en oren van respectievelijk kippen,
biggen en honden knipt. De verzorger leerde mij echter dat Indische
vrouwtjesolifanten geen slagtanden hebben. Bij haar puberdochter zag
je wel, als je goed keek, om haar mond 2 allerschattigste witte
puntjes uitsteken.
De olifanten visten gretig de stukjes
wortel uit het zand. Baby-olifant was sowieso de brok
aanbiddelijkheid die iedereen verwachtte, maar als hij een sprint
trok tussen moeder en zus, iconisch met slurf en staart omhoog, dan
ontsnapte uit het troepje bewonderaars dat zich inmiddels had gevormd
een gezamenlijke “OOOOOOW”.
En nu is het wachten op de vele lovende
en juichende mailtjes die je volgens Sylvia krijgen moet nadat je een
sentimenteel stukkie over olifanten hebt getikt.
Comments
Post a Comment