Hoe
ouder ik word hoe meer respect ik heb voor de natuur. Planten, precies
zoals Piet Oudolf, de wereldberoemde tuinarchitect, zegt, hebben ook
karakter. In feite sommige meer dan anderen.
Zo bezit ik een karaktervolle brandnetel.
Het woord 'bezit' kan hier eigenlijk niet. Ze is nogal onafhankelijk van
aard, ze zou niet accepteren van iemand te zijn, zo zijn brandnetels nu
eenmaal.
Ze groeit op mijn platje, al jaren.
Eerst nam ze het lekkerste stukje voor
zichzelf, in de schaarse vierkante centimeters waar de zon op schijnt.
In een weiland is dat niet erg, op mijn krappe platje wel. Wij moeten
daar ook kunnen zijn, zonder geprikt te worden. Ikzelf tolereerde haar
lange, lange tijd. Ik liep om haar heen. Nummer 2 echter, sportief
mannetje dat hij is, ervoer hinder.
Dus verplaatste ik haar.
Naar een godverlaten hoekje in de schaduw.
Dat vond ze niet fijn. Misschien was het aanstellerij, maar onder luid
geklaag ging ze bijna de hoek om. Ze liet haar blaadjes vergelen en
vallen. Ze protesteerde: “HOE KUN JE ME ZOIETS AAN DOEN? ZET ME TERUG!”
Ik was onverbiddelijk.
Het is een jaar geleden en nu eindelijk
heeft ze iets van haar vroegere branie terug. Ze riep me, laatst, en
liet zichzelf bewonderen. Ze had fiere takken gegroeid, haar kleur was
prachtig diep groen, haar bladeren parmantig en welgevormd. Ik vroeg of
ik een paar daarvan kon hebben, die daar die het toch niet lekker
hadden, achter de stoel. Dat was oké. Ze prikte me niet en de thee rook
en smaakte verrukkelijk.
In de lente zullen we wel weer verwikkeld
raken in een oorlog om de zaadjes, die ik niet wil hebben en zij juist
wel. Dan knip ik haar bevruchte topjes rigoureus af en reageert ze
verontwaardigd. In elke relatie is er altijd wel wat gezeik.
[NB: ik vind dat groeien ook in het Nederlands vergankelijk mag zijn.]
Comments
Post a Comment