Het gevoel van een zelf
hebben is enigszins paradoxaal.
Je zeult al zo lang met je
zelf, je bent het ondertussen wel gewoon. Maar hoe ouder je wordt hoe
meer zelven je hebt gehad. Vroegere edities van die zelven zijn voor
jouw oudere oog minder herkenbaar. Zelfs helemaal niet. Je bekijkt 40
jaar oude video's en vraagt je af: “Wie is dat mens?” Niets in
haar gedrag kun je aan je huidige gedaante koppelen. In de tussentijd
is je karakter immers ingrijpend veranderd. Je smaak ook, je manier
van doen, je manier van denken. Meerdere keren zelfs. Haast
doorlopend.
Om maar te zwijgen over je
lichaamscellen die tig keer in je leven geüpgrade zijn naar nieuwere
(niet per se betere, juist vaak slechtere) versies. Mijn eigen
hardware, om maar iemand tot voorbeeld te nemen, is al dik 5 keer
100% vervangen.
Ik zwijg hier verder over
de microbewoners van ons systeem. Bacteriën, bijvoorbeeld, of
schimmels. De bitches zijn met hun koloniën van miljoenen heer en
meester van je ingewanden. Ze dicteren je gedrag terwijl je er bij
staat. De verkeerde soorten eisen dat je suiker gaat eten, of bier
gaat drinken. “Het tweede brein!” roepen wetenschappers. Hier
komt de traditionele hara van de Japanners toch heel dichtbij.
Mytochondriën, de energiecentraletjes van onze cellen, ook zoiets:
als je dr eentje op Youtube ziet sjokken op haar kronkelige
DNA-weggetje, ben je meteen bereid om haar de Rechten van de Mens toe
te kennen.
Met het klimmen der jaren
rijst steeds meer de vraag:
WIE BEN IK?
Ja en dat veranderlijke iets dat noemen we nou zelf, we moeten dus op zoek naar iets in ons wat onveranderlijk is en dat ons 'zelf' noemen.
ReplyDelete