2 principes tegelijk bij het grofvuil
gezet. Namelijk het zijn
1- tegen cosmetische chirurgie
2- tegen tattoo's.
Jazeker. In een vlaag van
geestverruiming toog ik naar Osdorp om in een smoezelige kapperszaak
door een niet bijster goed NLs sprekend mens mijn oogleden te laten
tatoeëren.
In de stoel dacht ik: wegwezen.
Ze snapte niet wat ik wilde (nl 'een
kort lijntje', geen 'puntje' aan het einde) en bleef hameren dat het
zo hoorde. 'Zo' was als een buikdanseres in een Ottomaanse nachtclub.
Op haar eigen gelaat had ze de
pigmenten vrij spel gegeven. Het zwart ervan was met de tijd
uitgevaagd tot het bekende vieze groene. Wenkbrauwen dik aangezet tot
de oren, de ogen omgetekend boven en onder met vermaledijde puntje
van formaat en al. Ik zag zelf tussen wang en mondhoek een
verschijnsel uit de Lodewijk de 14detijd: de mouche. Waarschijnlijk
was haar mond ook bewerkt met onuitwisbare inkt maar zover kwam het
niet dat ik dat gedeelte van haar gelaat kon bestuderen, want ze had
een stiletto gepakt en was ermee tussen mijn wimpers aan het hakken
geslagen.
Ik ging door de grond.
Riep: “IK BEKEN!”
en
“HIER MIJN PINCODE!”
maar ze ging onverdroten door.
Een paar tellen hield ze de naald in de
lucht om een verbod te spreken uit te spreken. “Ze zou kunnen
uitschieten.” AIDS en hepatitis vlogen mijn geestesoog binnen, want
dat had ik tevoren op google gelezen, dat je dat kon krijgen bij
louche zaken met slordige hygiëneprotocollen.
Ik keek om me heen.
Op de plank onder de muurlange spiegel
stond een waskom bezaaid met geknipt of getrokken haar (eerder zat op
mijn plek een jonge dame wier wangen langdurig met een touwtje
geëpileerd werden.) Ernaast een groezelig vel keukenpapier met
daarop welgeteld één wattenstokje, tussen wat makeupgerei. De
tatoeëerster was mij aangeraden door een betrouwbaar iemand. Die
geen AIDS noch hepatitis onder de leden had, althans, daar ging je
van uit. Een bloedanalyse heb ik immers niet gevraagd, maar zeker
niet uit gebrek aan zin.
Ondertussen zat ik te huilen
van de pijn. Alle ontspannings- (en ontsnappings-) oefeningen
probeerde ik. De adem. Het 'naast je lichaam gaan staan'. Het aan
Engeland denken. Het was water naar de zee dragen. Engeland werd
Guantanamo Bay. Ik verging van de pijn.
Op het moment dat ze de naalden in het
inktpotje depte, lukte het me te vragen of we bijna klaar waren.
“We zijn net begonnen” viel als de
guillotine. Zij hield haar lachen vermoedelijk in terwijl ik de minuten telde
uit het langste halfuur van mijn leven.
Toen ik die avond thuiskwam na
enerverende uren vol OV-perikelen van de soort
deze-halte-is-tijdelijk-opgeheven-en-dat-in-bloody-Osdorp, was het
alsof ik helemaal naar Turkije was afgereisd.
De volgende dag bij het wakker worden
zag ik eruit als een slachtoffer van huiselijk geweld. Liggend in bed
met een pak ijs op mijn gezwollen, bont-en-blauwe ogen, drongen de
vragen zich op:
“Kom dit ooit goed?”
en
“Wat bezielde me in godensnamen?”
Comments
Post a Comment