O wat mis ik het Amsterdam dat ik aantrof in 1984!
Geen Nikes, geen koopdrang, geen modeslaven. De jongeren met wie ik omging waren zo puur. Zo gespeend van frivoliteiten.
I loved it with all my heart.
Hier wilde ik blijven! Hier hoorde ik thuis!
De meiden droegen geen make up, ze deden hun haar niet, ze kleedden zich praktisch, en toch waren ze de mooiste meiden van de wereld.
Mijnheer OZ had een keer een discussie op de middelbare school, over kleding. Of je kleren wel of niet gek mocht vinden. Hij begreep die hele discussie niet. Hij wist niet van het fenomeen kleren kopen. Hij droeg broeken die zijn moeder had gemaakt. Op de middelbare school. En niemand dacht eraan om hem daarom te pesten.
20 jaar later met oudste zoon bleken bepaalde schoenen belangrijker te zijn dan anderen.
Daarna kwamen de mobieltjes: wel deze niet die andere.
Ik kwam uit Frankrijk via Tokio. In beide landen ware spullen een dingetje, als in de rest van de westerse wereld. Aankomend in Amsterdam voelde ik me een antropoloog die een oeroude stam had ontdekt, een stam die niet mee was gegaan met de moderniteit. Een juweel, diep verscholen achter een oostblokachtige muur.
Ik wist dat. Ik onderkende de uniciteit, de schoonheid.
En nu is het weg.
Het komt nooit meer terug, nergens.
Comments
Post a Comment