"IK BEN EEN MENS!" schreeuwt Mevrouw Hazenkraak de hoogte
in. Ze loopt door. Voorbijgangers slaan het gebeuren perplex gade.
Mevrouw Hazenkraak ziet er niet uit als een verwarde. Zij draagt oude
doch nette kleren. Wat bezielde haar toch om zoiets bizars keihard te
gaan brullen?
Welnu, het volgende:
Mevrouw Hazenkraak maakte zich op voor haar daily constitutional. Hop,
de deur uit, een flink eind wandelen. Deze uitzonderlijk milde,
zonovergoten januaridag had de vogels in de omtrek bedot: ze waren
erdoor pardoes aan het flirten geslagen. Naar hartelust, en een beetje
te gretig, riepen ze van alle kanten, in de hoop een chickie te scoren.
Tjiep tjiiep, hier een tjiftjaf, doedeledoedeledoedoee, daar een merel.
Mevrouw Hazenkraak, die een aardig mondje tjiftjafs sprak, en wier
merels uit de kunst was, kon het niet weerstaan. Ze begon de vogels
afzonderlijk van repliek te dienen. Waarop zij acuut stopten,
luisterden, en antwoordden. Toen herinnerde zich haar voornemen: niet
meer praten met vogels, want het brengt ze in de war. Zij denken dat ze
een potentiële date is! Met wie zij een nest gaan bouwen en hun hele
leven mee zullen delen, die gekke monogaampjes. Dus had ze "Ik ben een
mens!" tegen ze geroepen, om ze uit díe droom te helpen.
"Duh, dacht je dat je in mijn nest paste soms?" zei de merel toen, gevat. Maar ze was al te ver om het te horen.
Comments
Post a Comment