Mevrouw Hazenkraak liep in het bos het Cum Dederit van
Vivaldi te zingen. Een halve eeuw had zij die arme Toni veronachtzaamd - dat
kwam vast door die vermaledijde 4 Seizoenen - maar onlangs was zij
achter hemelse composities van hem gekomen. Geniaal, haast. Één van die
liep zij dus naar hartenlust ten gehore te brengen, op een paadje in het
bos, tot vlak voor haar een zwart vogeltje - geen merel; een kleine
kauw? - aanstalten maakte om op te vliegen. Hij stopte met waar hij mee bezig was - foerageren - en keek haar aan, voedsel bungelend in zijn bek.
Zij hield acuut halte.
Hij bleef kijken.
Zij besefte: hij luistert. Naar Vivaldi.
Zij bleef, stokstijf, doorzingen.
Vogel bleef luisteren.
Het lied is lang, met geweldige uithalen.
Vogel bleef luisteren.
Hij vond het mooi! Of op zijn minst: interessant genoeg om vluchtdrang
te overrulen. Hij stond pal middenin het pad, op geen 1,5m. De gedachte
kwam in mevrouw Hazenkraaks kop dat dat wel het meest eerbiedwaardige
publiek moest zijn.
Toen alle coupletten en toonwissels waren uitgeput, was het lied op.
Kauwtje vloog weg, het hapje veilig naar het nest brengen. Zijn
partner zou hem vast pinnig verwelkomen. Hij zou het waarom van zijn gedraal proberen uit te
leggen. Hij was geen merel, maar wellicht zou het hem lukken om een paar noten van het Cum
Dederit te fluiten. Daar zou zij van opkijken.
Comments
Post a Comment