In haar jongere jaren had Mevrouw Rochebouille een libido om de doden te wekken. Een heuse nymfomaan. Elke dag seks, dat wilde zij. Geen bedpartner kon haar daarin bijbenen. Op haar tweede echtgenoot na, die een Surinaamse opa had. Wat toch een reden moest zijn, kon ze niet nalaten, heel racistisch, te denken.
Nu de postmenopause haar stempel behoorlijk op haar wezen drukte, was van die libido niets overgebleven. Tot haar oprechte opluchting, moest ze bekennen. Want wat een tijd en energie had zij niet gestoken in het najagen van die begeertes. In haar kindertijd behept met een gevaarlijk hoog IQ, vanaf dat de puberteit eroverheen had gewalst had zij steeds minder gedaan met die kostbare geestelijke schat. Studie hoge wiskunde? Daar waren de jongens veel te lelijk – zij was weggerend de dag van de inschrijving, toen een kudde nerds uit de lokalen kwam, als een leger dikke-brillenglazen-zombies die haar omver dreigde te lopen.
Steeds maar weer verliefd op de een of de andere eikel, die haar wel of niet zag staan, steeds maar weer aan hem denken, in plaats van te focussen op studie of werk.
Zij was verliefdheid gaan zien als een plaag.
Hiervan bevrijd kon zij zich eindelijk aan werk en projecten wijden. Wat een tijd kwam er dan vrij.
En toch, heel af en toe, kwam het Verlangen terug, ’s nachts, in een droom. Zij zag het, en erkende de kracht, en de schoonheid, ervan.
Comments
Post a Comment