God

Ik kan me zoo voorstellen dat mensen een god willen. Een leven zonder god, mijn hemel, wat een opgave.

Een kale woestijn van angst en eenzaamheid. Geen houvast voor je bange vermoedens van lege heelallen en koude wetenschap. Geen bescherming van buitenaf tegen je abjekste demonen. Een zinloos leven. Waar zijn mensen banger voor dan zinloos te leven? Daarom fokken ze als konijnen: je zult toch niet sterven zonder noemenswaardig nageslacht. Dat is pas zinloos.

Maar niet getreurd, want God geeft zin. En als dat hem niet lukt, dan stuurt hij wel een of andere wijze gast de wereld in, om ons stupide drommels de fijne kneepjes van het zinvol leven bij te brengen. De graag-zinvol-levenden doen de rest. Duizenden jaren na het verschijnen van Jezus of Mohammed praten zij daar nog over, en als de rest niet luistert dan wordt hun schedel in tweeën gekliefd. Gij zult immers zinvol leven. Het liefst volgens de wetten van de eigen enige God.

Wat wij ook leuk aan God vinden is de gezelligheid. Een kringetje van gelijkgestemden vormen, zich aan elkaar warmen tegen de ijzingwekkende werkelijkheid. Een mirakel hier, een wondertje daar... "O ervaart u dat ook zo? Wat enig". De vieze eenzaamheid van de ware agnost wordt kilometers buiten het gebedshuis gehouden: daar is het gerieflijk en warm. We zingen wat, we eten wat, daar wordt wat gepredikt door iemand die praat alsof hij alles weet. Alsof hij al je problemen kan oplossen. Verrukkelijk.

Wat is hier in hemelsnaam op tegen? Nou, ik heb toch een protestje, als ik even mag. Ik koester namelijk, hoe onvoorstelbaar ook, de eenzaamheid van het niet weten en het niet geloven. Ik geniet van de snijdende Noordenwind van het koele denken. Ik leef graag uiterst zinloos. Op het fuifje der Gelovigen voel ik me pas eenzaam. Ik kijk om me heen en zie geen zielsverwanten. Ik heb daar niemand die om mijn grappen lacht. Ik kan daar ook niet triest zijn: ze kunnen me niet troosten.

Ik kan me zoo voorstellen dat mensen een god willen. Eigenlijk kan ik me dat zo goed voorstellen dat ik niet kan begrijpen waarom ze het het bij die ene laten: vele handen maken lichter werk, of niet? Maar nee, dat is niet goed in de ogen van de adepten van die ene god. Één god, niet twee of drie en nog minder een dozijn. Wie dàt gelooft is niet goed snik, die zullen we gauw eens hetzij kerstenen, hetzij in de kokende olie gooien. We sturen daar vliegtuigen op af, die zich in hoge toren vol heidenen boren: "Goh, zaten daar ook Gelovigen tussen? Van ons eigen geloof? Jezus wat sneu." We plaatsen advertenties in de dagbladen voor het recruteren van zendelingen. Wie moet dan nog gekerstend worden? Ojee! De laatste der Mohikanen, dat afgelegen dorpje in de Amazone dat een laag overvliegend vliegtuig bloot heeft gesteld. Daar moeten we pijlsnel naar toe. Stel dat zìj zinloos willen leven, stel dat ze daar genoegen in scheppen! Snel jongens, erop af! Gij zult in mìjn God geloven. Mijn God is liefde en geborgenheid! De hele wereld moet in mijn God geloven! o-O ze luisteren niet!!!! Waar is mijn bazoeka? Waar is mijn atoombom?? IN GODSNAAM!



Tip: enjoy Pat Condell's video on the subject.

Tip 2: enjoy another of his video's. Any other.

Vergelijkbare column: Geloof.





.