Asis

Een beroerde columniste ben ik. Altijd te laat met reageren op de actualiteit, nooit te verlegen om een pluimpje te geven aan collega's die ik voor de rest volstrekt waardeloos werk vind leveren, en om een veeg uit te delen aan wie het wèl goed doen.

Zo geschiedde met Asis Aynan. In mijn queeste tegen de vermannelijking van de openbare ruimte berispte ik hem, nieuweling bij Het Parool, in mijn column Voltaire. Ten onrechte, bleek al gauw, want hij was een gouden vondst van die krant. Een juweel, dat zachtjes zat te fonkelen van achter zjn PC. Hij werd snel een lieveling van mij: ik las gretig zijn columns. Hij heeft een intelligente pen, spitsvondig, zwartgallig, mooi, en, last but not least, een beetje gek. Een heerlijke combi. Wat meer humor erbij, en ik had hem gepropulseert tot absolute koning der Neêrlandse stukjesschrijverij.

Week na week sprak ik mezelf toe: "En nu een column over Asis! Je mòet hem rehabiliteren!" 

Ik ben te laat. Asis stopt ermee. Volkomen verdwaasd tuur ik naar de twee regeltjes: "Dit is de laatste column van Asis Aynan voor het Parool". Weg Asis.

Asis, zie mij nu: ik sla mij voor mijn kop! 






.